daanse massa's. Met deze methode hadden de samenzweerders het gehele kustgebied van Algerije in hun handen kunnen krijgen, in de rug van de dienstplichtige troepen die daarmee tot hun gijzelaars zouden zijn geworden. Daarna hadden zij de revolutie naar het moederland kunnen overbrengen - niet naar Parijs, maar naar de steunpunten van de vijfde kolonne, zoals Toulouse, Lyon, Pau, Bordeaux en Marseille. Het behoeft ons niet te spijten dat de vier generaals niet het vernuft hebben bezeten om hun onderneming tot deze consequentie te voeren, maar het is van belang te bedenken welke gevaren Frankrijk had gelopen wanneer de opstand een iets
doortastender en iets gewetenlozer leiding had gehad.
En niettemin is het mogelijk gebleken dat het gehele gezagsgetrouwe leger in Algerije (vier-vijfde van de totale sterkte, volgens de regering) drie dagen lang passief bleef, dat in het moederland de onzekerheid de afweer verlamde, dat officieren twijfelden aan de trouw van hun eenheden en eenheden aan de trouw van hun officieren, dat de staven - door verraad of door gebrek aan moed - de afweer saboteerden en dat aan het eind van de eerste dag de vliegvelden rond Parijs onverdedigd lagen zodat de regering moest grijpen naar precies het middel dat de revolutionairen lieten liggen: de mobilisatie van de ongewapende massa.
Er vormt zich nu een mythe dat de opopstand zou zijn uiteengestoven onder het machtswoord van president De Gaulle. De correspondenten, die deze mythe in sonore volzinnen samendichten, hebben waarschijnlijk nooit goed de tekst gelezen van De Gaulle's dagorder van 25 april, die weliswaar snel werd gevolgd door de capitulatie, maar daarvan moeilijk als de oorzaak kan worden aangezien. De dagorder bevatte allereerst het strenge verbod om met de opstandelingen gemene zaak te maken, en was dus regelrecht gericht tegen het dillemma, waaronder generaal Gouraud en zoveel anderen bezweken. Vervolgens gaf het stuk de aanwijzingen voor een strategie op langere termijn, die voorzag in een beleg rond de opstand, met mogelijk hier en daar een incidentele schermutseling. Op hetzelfde uur dat de president deze strategie ontwierp, redigeerde Challe zijn capitulatieaanbod... Het is dan ook moeilijk vol te houden dat het prestige van de president is
De tekeningen in dit nummer zijn van J. Hillenius
toegenomen, of hersteld, of ook maar ongedeukt uit de strijd gekomen. Het is waar dat het nationale bewustzijn zich meer dan ooit op zijn persoon projecteert, omdat het door de recente gebeurtenissen nòg onzekerder is geworden. Maar het is toch maar deze regering die het heeft moeten laten gebeuren dat de muiterijen zich blijven herhalen met een gemiddelde van één in de anderhalf jaar. Het is nu gebleken dat deze regering het verraad heeft toegelaten tot op het niveau van de eerste adviseurs van kabinetsministers en stafchefs. Dat is maar net één niveau lager dan onder de vierde republiek. En wat erger is: zij heeft zelf de allereerste verantwoording voor deze muiterijen en dit verraad, door een dubbelzinnige politiek die zelf voortdurend het voorbeeld gaf hoe een natie zijn oproerlingen kan ontzien.
De snelle afloop van de opstand heeft opnieuw een gewelddadige afrekening onmogelijk gemaakt. Daarvoor in de plaats treedt nu een zuivering, waarvan men zich geen overdreven voorstellingen mag maken. In de eerste plaats moet men in aanmerking nemen dat het ondergrondse netwerk zich maar zeer ten dele heeft blootgegeven. De president beschikt over bijzondere volmachten om de verdachte elementen weg te werken uit de natie en uit het staatsapparaat, maar voor wat de burgers betreft reikt dit zolang als de noodtoestand duurt, en voor wat de militaire, politiële en burgerlijke functionarissen betreft moet men maar hopen op een betrouwbare selectie van plaatsvervangers. Men herinnert zich dat generaal Challe met het opperbevel in Algerije werd belast toen Salan werd weggewerkt bij een vorige zuivering. De zuivering zou effectief kunnen zijn wanneer het was gelukt het revolutionaire proces om te keren en het nu de complotteurs waren die kwamen overlopen. Maar daarvoor is de uitslag van Algiers bepaald te dubieus.
Niettemin zijn er gunstiger gezichtspunten. Het rechtse extremisme heeft in ieder geval een gevoelige slag gekregen. Nu moet snel het politieke probleem van Algerije worden opgelost, want daarmee verliest het extremisme zijn voornaamste uitvalsbasis.
Het is daarmee niet uit de wereld; het blijft gereed voor de eerste opportunist die het zal kunnen gebruiken op weg naar de macht. Het beste dat men kan hopen is dat de twee revoluties, de linkse en de rechtse, elkaar nog lang door wederzijdse angst in een labiel evenwicht zullen houden. Maar men ziet nog niets van het staatsburgerschap dat zich tussen deze fronten sterk maakt om een democratische legaliteit in stand te houden.