Korte commentaren
Sacrale homogeniteit
Overleg in de ministerraad heeft geleid tot een vrij plotselinge wijziging in het woningbouwbeleid van minister Van Aartsen. Het kan namelijk niet anders, of deze minister heeft zijn koers veranderd op wens van een meerderheid van het kabinet, dat met ‘geven en nemen’ de politieke problemen hoopt op te lossen. Het lijkt mij onmogelijk, dat een minister in tien dagen tijds zo radikaal van opvattingen verandert als Van Aartsen. Dat hij de homogeniteit van het kabinet van hogere orde acht dan zijn persoonlijke beleid, kan men hem niet kwalijk nemen. Hij komt met zijn nota tegemoet aan een gedeelte van de wensen van de Kamerfracties, waarop het kabinet steunt. Of hij zijn gezag als beheerder van zo een belangrijk departement daarmee veel goed doet (vooral na zijn onbesuisde optreden van december, toen hij het kabinet liet vallen) is een andere vraag.
Het gezegde van Bismarck, dat politiek de kunst van het mogelijke is, begint dit kabinet langzamerhand tot een karikatuur te maken. Men mag natuurlijk pogingen doen via compromissen de Kamer achter zich te krijgen en ministers, die niet aan hun fracties gebonden zijn, kunnen daarbij tamelijk ver gaan. Maar zo langzamerhand krijg ik toch de indruk, dat de homogeniteit zo sacraal is geworden, dat beginselen voor sommige ministers van geen betekenis meer zijn. Ik heb hier meermalen geklaagd over een zeker verval van het parlement, ik geloof, dat ook de positie van het ministerschap een nadere studie waard is. Het ministerschap wordt langzamerhand niet meer beschouwd als een functie met politieke risico's, doch als een zeer behoorlijke positie met niet-politieke toekomstmogelijkheden. Wanneer men de tabel van de naoorlogse ministeries nagaat, ziet men: 1) dat er een zeer groot aantal vakministers heeft geregeerd, die volstrekt niet uit de politieke sfeer kwamen; 2) dat verreweg de meeste politieke ministers na hun ambtsperiode het Kamerlidmaatschap de rug hebben toegekeerd en een functie in de Raad van State of bij het bedrijfsleven hebben aanvaard of in snel tempo hoogleraar of burgermeester zijn geworden.
Het ministerambt is steeds minder een politiek ambt aan het worden, men krijgt ook de indruk, dat de kabinetten in veel te sterke mate vriendenclubjes aan het worden zijn, waar een genoeglijke tolerante sfeer heerst.
Het is allemaal niet erg, zolang het goed gaat, doch als dit soort kabinetspolitiek leidt tot een mismaakte of vertraagde weggeving, tot maatschappelijke onrust of tot internationale mislukkingen, komt er voor de regeringsfracties in de Kamer een ogenblik, waarop zij er een einde aan moeten maken. Nu de koude oorlog weer verscherpt, moet ons land een resoluut kabinet hebben, dat niet van compromissen, maar van beslissingen leeft.
A.F.L.