Times weet natuurlijk meer, maar in oordeelskracht staan ze gelijk.
De kunstrubrieken lijden zwaar onder het feit dat de kritieken niet ondertekend worden. Alleen de Amsterdamse jazzrecensent heeft een eigen geluid en daardoor een zeker gezag. De toneelrecensenten zijn er nogal eens naast en bemoeien zich kennelijk liever met de ‘toneelpolitiek’. De hele culturele sector mist coördinatie en, soms, voldoende kennis van zaken. Want als, om bij datzelfde nummer van zaterdag j.l. te blijven, de bespreker van een expositie van de jonge Utrechtse tekenaar die lezers en kijkers van het Hollands Weekblad wel bekend is, zegt dat dit ‘het debuut van een jonge Amsterdammer’ is, dan is dit om twee redenen onjuist. De radio- en T.V.-rubriek daarentegen is voortreffelijk, de enige in het land die hardnekkig onze aetherhelden die iedereen bij de voornaam noemt blijft ridiculiseren, de enige die weet wat er op dit gebied in de rest van de wereld gebeurt en de programma's naar een eigen norm beoordeelt. Ik ben blij dat de televisie is uitgevonden, ik zie er nooit wat van, maar vind de kritieken aardige lectuur.
De beurskoersen zijn er nu wat eerder dan vroeger en dat is erg prettig. Op sportgebied ligt de aandacht vanouds op cricket en paarden, maar ook de voetbalverslagen verslind ik met aandacht. Op maandag verdringt trouwens een sportcommentaar het cursiefje op pagina drie waarover wij helaas nog moeten spreken. We zijn namelijk nu op het gebied van de versiering gekomen en dat wordt pijnlijk. Want noch de kattengrapjes in het zaterdagse bijvoegsel, noch de omkaderde wereldlachertjes kan ik erg appreciëren. Maar laten we ons beperken tot wat pretentie heeft. Allereerst dus die nieuwe rubriek, die de pagina drie, het gezicht van de krant, is komen verpesten. Dit ‘Quax’ is een zeldzame verzameling ongijn, dat steeds eindigt op een uitroepteken of op drie puntjes. Laat ons toch allen de rubriek ‘Uw mening’ bestormen om dit te doen eindigen. De verleiding is groot om als vernietigendste kritiek de naam van de schrijver te noemen, maar ik heb me voorgenomen om hier als naieve lezer verslag te doen van lief en leed bij het lezen der N.R.C. Bij het steeds terugkerend leed behoort ook de ‘Zandloper’, met wie ik, als ik het goed begrijp, nog altijd in proces lig, zodat ik me voorzichtig moet uitdrukken. Ik zal me beperken tot een antwoord op enkele door hem gestelde vragen. Op de dag dat er een Rus uit de ruimte terugkwam, was geen enkele journalist op het geniale denkbeeld gekomen daarover te schrijven. Zandloper wel, hij vraagt ons: ‘Zijn tijd en ruimte op de tocht niet opgeheven? Bevindt men zich met zo'n ruimteschip niet in het luchtledig? Doorkruist men als het ware niet een stukje eeuwigheid? Gaat men, alleen in zijn kegel, niet tot het systeem der lichtjaren behoren?’ Mijn antwoord op de eerste drie vragen luidt: Nee. Inderdaad. Inderdaad. De laatste vraag kan ik, afgezien van de insinuatie van alcoholmisbruik bij de sovjetheld, niet beantwoorden, want wat is het systeem der lichtjaren?
Een van onze jongste dichters dichtte al:
De stabiliteit van een lichtekooi op een velo
moet kloppen met het vermaak van aderlaten van Tromp's bolgewas.
waar de lach geen tittel van de inkomsten geleden heeft.
en de toga het getal der rookkolom aangeeft.
Het N.R. Cryptogram is veel te gemakkelijk. dat dit geen loze bewering is, moge blijken uit de feiten, dat kopij voor het H.W. op zaterdagavond moet binnen zijn, en dat in bovenstaand vers de gevraagde woorden van het laatste cryptogram te vinden zijn. Stuurt u snel in, morgen moet de oplossing op de redactie zijn.
De versiering is dus onder de maat. Maar dat tast mijn conclusie niet aan: ook met twintig Quaxen en nog wat Zandlopers zou de N.R.C. de beste krant van Nederland zijn. Daarvan is ze zelf ook overtuigd en dat maakt haar houding t.o.v. de journalistiek wel eens wat vreemd. Zo werd de Haagse journalist die burgemeester Schokking onmogelijk maakte, berispt en werd het door een agent neerslaan van een Amsterdamse journalist niet afgekeurd (althans de redactie corrigeerde deze opinie van haar zandloper niet).
Mijn ideale krant bevat, streng gescheiden, goed nieuws (weinig!), goed commentaar, en goede versiering (niet te veel). Op twee van de drie punten voldoet de Nieuwe Rotterdamse Courant hieraan. Aan zo'n bijna ideale krant mag men ook hoge eisen stellen. Ik noem er twee.
Waarom schrijft de N.R.C. niet over het fascistoide gedoe van ‘De Telegraaf’, niet elke dag, maar van tijd tot tijd zoals ze dat wel met Elsevier doet?
Waarom schrijft de N.R.C. niet feller over de waanzinnige Nieuw Guinea politiek die voor ieder mens met ogen tot een ramp moet lijden?
In de ruimte tussen de advertenties vinden wij nogal eens ‘De N.R.C. is een begrip’. Dat zegt niet zoveel want ‘Der Stürmer’ en ‘De Telegraaf’ was en is ook een begrip. Maar soms staat er: ‘De N.R.C., een van de goede dingen in uw leven.’ En dat is waar.