Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Verzuurde Oostenrijkerij
| |
[pagina 7]
| |
hebben we ons beholpen met de gedachte, dat hun massaproduktie misschien wel omvangrijk maar kwalitatief inferieur zou zijn; ook dat bleek van twijfelachtig realisme). Von Mises bleef geïnspireerd door de negatieve kanten van het oostenrijkse systeem: hij wilde aantonen wat niet kon en hoe het niet moest.Ga naar voetnoot1) Toen de economische stellingen in dit opzicht te geborneerd bleken - economisch kan er vaak méér dan men denkt! - is hij de probleemstelling gaan verruimen. Evenals Von Hayek is Von Mises zich gaan bezighouden met de sociologie en de politicologie; de ongemakken en de dreigingen en de naderende ondergang komen vanuit een gebied waar veel, zo niet alles, vaag is en aan de speculatie ruime mogelijkheden worden geboden. Zo heeft Von Mises dan ook ontdekt, waarom de intellectuelen (de amerikaanse, meer speciaal, al valt niet in te zien waarom zijn deducties zich naar tijd en plaats zouden laten beperken) behept zijn met een ‘anti-capitalistic bias’. Dat komt door de rancune, die een natuurlijk uitvloeisel is van de vrije maatschappij. Want daar berust ‘everybody's station in life upon his own doing’Ga naar voetnoot2). In feodale tijden was het gemakkelijk berusten; tevredenheid was de troost voor de man die het overigens slecht had, want hij kon het niet helpen. Wien het nu economisch slecht gaat, heeft dat alleen te wijten aan zijn geringe produktiviteit en deze is weer toe te schrijven aan zijn geringe capaciteiten. Hij wéét, dat eigen tekortkoming ten grondslag ligt aan het lage inkomen; zijn vrouw weet het ook. De buren ook. ‘He reads in the eyes of his wife and his children the silent reproach: why have you not been smarter?’Ga naar voetnoot3) Geen wonder, dat de gefrustreerde ambitie uitwegen zoekt. Dromen van een betere wereld helpt al iets. Haat tegen de vrije maatschappij idem. Behoort onze gefrustreerde tot de ‘klasse der intellectuelen’ dan zal hij haat en dromen omzetten in een politieke theorie: het socialisme. Deze politieke stroming is dus onverbrekelijk verbonden aan de vrije maatschappij, die voortdurend door haar eigen afbraakproduct - in casu het ressentiment der intellectuelen - wordt bedreigd. Mij dunkt, dat het rancune-karakter van de laat-oostenrijkse ideeën nergens beter blijkt dan uit deze rancune-theorie van het socialisme. Men hoeft volstrekt niet te ontkennen, dat er misschien ergens enige juistheid zou kunnen steken in het aperçu, dat tekorten in de inkomensverhoudingen soms worden gevoeld als tekortkomingen in eigen prestatie, en dat zulks weinig verheugende gevolgen kan hebben voor de politieke opvattingen van de getroffenen. Helaas bestaan er ook huisvrouwen, in wier oogopslag iets valt te lezen van: waarom Piet wel en jij niet. Maar wie hieruit een algemene theorie van de anti-kapitalistische mentaliteit opbouwt geeft blijk van een gering begrip omtrent (a) inkomensverhoudingen (b) menselijke reacties op inkomensverhoudingen (c) de psychologische gronden van sociale bewegingen (d) de geschiedenis van het socialisme. Het aantal scheve voorstellingen van zaken en denkfouten in de gehele redenering wordt slechts ten dele aan het oog onttrokken door de inderdaad vakkundige wijze waarop een Von Mises (en het zelfde geldt mut. mut. voor een Röpke en een Hayek) schrijft, dat wil zeggen woorden aaneenrijgt in de geleerde traditie van een oude wetenschap. Wetenschap wordt tot versluiering. Het heeft weinig zin, hier sekuur te gaan uitleggen op welke punten Von Mises uit de rails loopt. Een enkele evidente fout: het uitgangspunt, dat inkomens steeds en overal de produktieve bijdragen weerspiegelen is zozeer in strijd met de feiten, dat alleen de dogmatische verblinding van de grensproduktiviteitstheorie iemand kan beletten het te zien. Ook hier is de oostenrijkerij verzuurd: de grensproduktiviteitstheorie (loon wordt bepaald door produktieve bijdrage) was omstreeks 1900 een bruikbare hypothese, die het inzicht in de inkomensvorming vergrootte; tot dogma verstard gaat deze gedachte het inzicht blokkeren. Een tweede punt: wie een bescheiden inkomen heeft doch inziet dat andermans royalere omstandigheden goeddeels zijn toe te schrijven aan meer geluk (te rechter tijd een frietenkraam opgezet) behoeft daar niet per sé het ‘kapitalisme’ om te verwerpen; hij kan ook concluderen, dat het leven nu eenmaal zo pleegt uit te vallen, onder stelsel zus of stelsel zo. Speciaal bij intellectuelen (wat dat ook mogen zijn) zou men misschien iets van een dergelijke reactie mogen verwachten. In de straffe deducties van Von Mises is voor een dergelijke tolerantie geen plaats. En een derde punt: vele intellectuelen die iets in het socialisme zien doen dat niet zozeer omdat ze menen dat het hun eigen materiële zorgen zal verhelpen maar omdat ze geloven dat dat stelsel het lot van de arbeiders afdoende zal | |
[pagina 8]
| |
verbeteren. Persoonlijke frustratie kan aan dat geloof ten grondslag liggen, maar het hoeft natuurlijk niet; het omgekeerde kan ook het geval zijn. Sommige socialistische intellectuelen lijden of leden veeleer aan het gevoel, dat ze zelf teveel verdienen ten opzichte van de minder geschoolden. Al deze dingen zijn natuurlijk complex, veel complexer dan de dwangredeneringen van Von Mises. Waarom neem ik de moeite om dit op te schrijven? Misschien omdat aan het voorbeeld van Hayek en Mises kan worden gedemonstreerd hoe een geniale sociaal-economische theorie in de handen van late nakomers kan aftakelen tot een kwalijk samenweefsel van halve en hele onjuistheden. Misschien omdat deze mensen nog altijd invloed hebben op grote groepen, een invloed die wel niet zo groot en doordringend behoeft te wezen als de door Hayek veronderstelde invloed der socialistische ‘intellectuelenklasse’, maar die toch sluipend aanwezig is. Misschien omdat het koppel Hayek-Mises altijd en overal misgetast heeft in vragen van economische politiek. Misschien ook, omdat het boek van Von Mises uitgegeven is bij D. Van Nostrand Company in Princeton, de uitgever die zoveel anti-keynesianen in zijn fonds doet. Of misschien, omdat mijn vrouw kan constateren dat ik minder verdien dan de buren. |
|