generositeit, tegen ieders belang ingaat: tegen dat van de Papoea's, die meer gebaat zijn bij vrede dan bij een fictieve zelfbeschikking, meer bij een goede verhouding tot de buur dan bij een quasi-solidariteit met een verre vriend; tegen dat van het westen als geheel, dat Indonesië te vriend wil houden en zich niet veel langer zal willen laten paaien door onze pas bedachte goede bedoelingen; tegen het belang van de omringende zuidoost-Aziatische landen, die de aanspraak van Indonesië op Nieuw Guinea erkennen, of die (Australië) weliswaar Nederland een restkolonie gunnen, en zelfs liever het eiland met Nederland delen dan met Indonesië, maar voor hun voorkeur zeker geen conflict met Indonesië over hebben; en tenslotte tegen dat van Nederland, dat zich bij zijn contact met andere Afrikaans-Aziatische landen en met Amerika geen halsstarrigheid in zijn relatie tot Indonesië kan veroorloven. Behalve bij de socialisten begint nu ook bij liberalen, katholieken en protestanten, althans in hun kranten en binnenskamers, meer onbehagen zichtbaar te worden over de oostindische doofheid van minister Luns. Maar zolang dat onbehagen zich niet omzet in een verandering van de regeringspolitiek, al dan niet na een parlementaire actie, zolang wij ons beledigd tonen na het verstandige Amerikaanse besluit zich niet tegenover Indonesië te compromitteren door een vertegenwoordiger te sturen naar de installatie van onze laatste provocerende slimheid, de aan de Papoea's min of meer opgedrongen Nieuw-Guinearaad, zolang is het niet waarschijnlijk dat wij een situatie weten te scheppen, waarbij Nieuw-Guinea met een minimum aan gezichtsverlies en een maximum aan vredes- en ontwikkelingskansen voor de Papoea's aan Indonesië overgedragen kan worden.
Wat in Nederland nog niemand gelukt is, lukt misschien wel aan president Kennedy: minister Luns overtuigen van het schadelijke karakter van zijn Nieuw-Guinea-politiek. Het zou een nuttig succes zijn voor de Amerikaanse president, wanneer hij, bij de bezoeken van Luns en Soekarno aan Washington
eind april, er in slaagde een oplossing van het probleem, en daarmee een begin van verzoening tussen Nederland en Indonesië tot stand te brengen.
Hij zou bijvoorbeeld kunnen proberen beide partijen te winnen voor de volgende regeling.
a) | De Nederlandse regering verklaart zich bereid het bestuur over westelijk Nieuw Guinea met ingang van 1 januari 1962 over te dragen aan een vijflandencommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van India, Australië, Malakka, Indonesië en Nederland, onder voorzitterschap van India. |
b) | Deze commissie zal gedurende een periode van twee jaar, uitgaande van het bestaande bestuursapparaat, de maatregelen treffen die een geleidelijke en vreedzame overgang van Nederlands bestuur naar Indonesisch bestuur mogelijk maken. |
c) | Na afloop van deze periode zal de commissie het bestuur over westelijk Nieuw-Guinea overdragen aan Indonesië. |
d) | De Nederlandse regering is bereid in de beide overgangsjaren de helft van de bestuurs- en ontwikkelingskosten voor haar rekening te nemen. Zij is bovendien bereid voor de daarna volgende jaren met Indonesië een overeenkomst te sluiten voor financiële en technische hulpverlening ten behoeve van de ontwikkeling van westelijk Nieuw-Guinea. |
e) | De Indonesische regering gaat ermee accoord, wanneer de commissie van vijf haar bestuurstaak, voorzover mogelijk, verricht in overleg met de Nieuw-Guinea-raad. Zij zal onderzoeken op welke wijze deze raad na afloop van de overgangsperiode in haar staatsrechtelijk bestel kan worden ingepast, waarbij zij, bij het vaststellen der bevoegdheden van de raad, zal streven naar een mate van gewestelijke autonomie die overeenkomt met die van vergelijkbare Indonesische gebiedsdelen. |
f) | De Indonesische regering is bereid de andere helft van de kosten in de overgangstijd te betalen. |
g) | De Indonesische regering is, op basis van deze overdrachtsregeling voor Nieuw-Guinea, bereid het diplomatieke contact met Nederland te herstellen, en bij de bespreking van de vraagstukken die tussen beide landen hangende zijn, ook de schadeloosstelling voor de geconfiskeerde Nederlandse eigendommen te betrekken. |
Wanneer dit voorstel door een lid van één der oppositiepartijen in Nederland werd gedaan, zou het met een grote, verontwaardigde meerderheid worden verworpen. Wanneer het een regeringsvoorstel was zou het