Nieuwe bijbelvertaling
J. van Rossum
Van rooms-katholieke zijde is een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament verschenen, die zeker op prijs gesteld zal worden door allen die het nog de moeite waard vinden zich in de klassieke litteratuur van het christendom te verdiepen. Ze is gemaakt door leden van het bijbelse werkgenootschap ‘Sint Hiëronymus’ en uitgegeven door de Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, een (pas opgerichte) r.k. pendant van het protestantse Ned. Bijbelgenootschap. Dit laatste demonstreert reeds hoe ver we verwijderd zijn van de tijd toen Pius IX (in zijn Syllabus errorum van 1864) alle bijbelgenootschappen als de pest vervloekte. En wanneer nu r.k. geleerden, tot andere gedachten gekomen, zich er toe gezet hebben de gelovigen een Nederlands Nieuwe Testament in handen te geven, mag hun de lof niet onthouden worden dat zij een werk hebben tot stand gebracht dat enerzijds wetenschappelijk volkomen verantwoord en anderzijds - voorzover dit met geschriften van negentien eeuwen her mogelijk is - ook inderdaad leesbaar is. Het plechtstatige en min of meer archaïsche dat voor ons, door de invloed van de Statenvertaling, aan de bijbeltaal inhaerent is, is hier nagenoeg geheel verdwenen. De vertalers hebben blijkens hun verantwoording vooraf gestreefd naar een ‘evenwicht tussen de trouw aan het origineel en de klaarheid van een eigentijdse maar niet typisch moderne Nederlandse stijl’, en het is mijn indruk dat ze hierin voortreffelijk zijn geslaagd. De wijze en dwaze maagden van Mattheus 25 zijn verstandige en domme meisjes geworden, ‘enige boze mannen uit de marktboeven’ van Hand. 17:5 ‘een paar vlegels uit het grauw’ en de zeven bazuinen uit de Apocalyps zeven trompetten, en al kan ik nog niet inzien wat er voor verouderds in een bazuin schuilt, deze voorbeelden typeren het geheel. Vooral in de verhalende gedeelten (in de evangeliën b.v.) valt het op hoe vlot zich alles lezen laat en wat b.v. de
brieven van Paulus met hun vaak langademige en ingewikkelde zinnen betreft, ook hier heeft men door van bijzinnen hoofdzinnen te maken de leesbaarheid aanmerkelijk vergroot zonder de tekst geweld aan te doen.
Voor de protestant is het opmerkelijk (en verheugend) dat die teksten, waarover van ouds in de vertaling verschil van mening bestond, nu geheel aan de protestantse lezing beantwoorden. Zo heeft men b.v. aan protestantse zijde het epitheton ‘vol van genade’, dat in de r.k. liturgie aan Maria wordt toegekend, altijd een onjuiste weergave van Luk. 1:28 gevonden, omdat het Griekse verleden deelwoord dat hier wordt gebruikt alleen maar door ‘begenadigde’ weer te geven is. En zie, de nieuwe vertaling heeft: begenadigde, zij het ook dat men om de moeder des Heren eer te geven dit woord met een hoofdletter geschreven heeft. Evenzo heeft de r.k. lezing van de bekende engelenzang in Luk. 2:14: ‘vrede op aarde voor de mensen van goede wil’ plaats moeten maken voor de volgens de meeste protestanten enig juiste lezing: ‘en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij (God) welbehagen heeft.’ Terecht heeft dan ook de Nijmeegse hoogleraar Grossouw, een van
De tekeningen in dit nummer (‘Voor Chris van Geel’) zijn van J. Hillenius