Korte commentaren
Partijvoorzitters
Het seizoen van de partijcongressen is weer aangebroken. Schokken brengen dergelijke congressen niet teweeg, men kan ze vergelijken met de algemene politieke beschouwingen in de Staten-Generaal. De afgevaardigden, die daar behoefte aan hebben, krijgen de kans om wat te pruttelen, veel succes hebben zij nooit, omdat de politieke partijen met hun krachtige oligarchieën geen bijzonder democratische lichamen zijn. Bij de een is de sfeer wat anders dan bij de ander, er wordt gelachen, soms valt er een hard woord, maar van een dynamische verandering is zelden sprake. Grote rellen zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, Engeland en Italië maakt men hier niet mee. De politieke partij met haar vaak enorme innerlijke verscheidenheid van opvattingen (subs. emoties) moet naar buiten haar hechte eenheid bewaren. Vroeger was dat anders, scheuringen hebben geleid tot het ontstaan van zeer krachtige formaties, uitstotingen hebben het prestige van partijen vaak versterkt, vooral dan bij het electoraat. Tegenwoordig ligt het zwaartepunt van de actieve politiek bij de parlementsfracties en fractieleiders met hun kennis, routine en spraakvaardigheid zijn altijd gemakkelijk in staat hun beleid tegenover afgevaardigden te verdedigen.
Oud is herkozen als voorzitter van de V.V.D. (in 1963 legt hij dat voorzitterschap neer) en Suurhoff zal de leidende man van de Partij van de Arbeid worden, als opvolger van wijlen Evert Vermeer. Zo op het eerste oog is dat merkwaardig, omdat Suurhoff bij het congres in 1959 zo weinig stemmen kreeg, dat hij niet voor een bestuursfunctie in aanmerking kwam. Die stemmen krijgt hij nu natuurlijk wel, ofschoon hij zich sedert 1959 als Kamerlid bepaald geen groot politicus heeft getoond. Suurhoff is een weinig briljant, maar betrouwbaar man, als oud-voorzitter van het N.V.V. en oud-minister heeft hij de sociale strijd en de sociale ontwikkeling van zeer nabij meegemaakt. Een grote of bijzonder intelligente figuur heb ik hem nooit kunnen vinden, hij had teveel beperkingen. Roemers, de tegenwoordige voorzitter van het N.V.V. heeft een veel grotere economische eruditie en bewijst bij zijn optreden in de Kamer, dat hij ook meer ‘feeling’ heeft voor de politiek. Suurhoff echter is de belichaming van de verburgerlijkte (ik gebruik dit woord in positieve zin, niet denigrerend) arbeider, die de grote meerderheid vormt van de socialistische massa. Zoals Oud met zijn eenvoudige betoogtrant, zijn onverzoenlijk antisocialisme en zijn liefde voor traditionele vrijheden het best de gedachten vertolkt van de middengroepen, waarop de V.V.D. steunt. Beernink, de voorzitter van de C.H.U., is van te gering formaat om zijn partij ooit uit haar lethargie te wekken, Berghuis van de antirevolutionairen is een wijze, plechtstatige calvinist, die zijn partij evenmin tot nieuwe bloei zal brengen en Van Doorn van de K.V.P. is teveel openbare aanklager gebleven om ooit belangrijk te worden in de politiek.
Al deze voorzitters zijn slechts een deel van de oligarchieën, die de ontwikkelingen binnen de partijen tot zo een trage zaak maken.
A.F.L.