Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Realisme en nouveau roman IIGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 10]
| |
wat het uitgangspunt zou moeten zijn. De lezer moet meehelpen aan het boek, zegt Butor. Maar dat gebeurt niet zoals vanouds bij tweede lezing, waarbij men medeplichtige van de schrijver wordt, diefjesmaat en pottenkijker, de ooggetuige die valstrikken ziet leggen en draden uit ziet spinnen, die in de eerste raadselachtige verschijning het latere personage herkent, degene die aan het wie en waarom niet genoeg heeft en nu ook van het hoe wenst te genieten. Butor bedoelt met zijn stelling dat het boek voor de schrijver pas af is als de lezer het in zijn levenskijk heeft verwerkt. Maar de klassieke lezer is geneigd zijn uitlating heel anders op te vatten: hij heeft het gevoel dat hij selecterend uit het materiaal dat de schrijver hem biedt nu eindelijk het boek moet gaan maken. Hij zou met een potlood gewapend het boek te lijf willen gaan, de sleutelpassages willen aanstrepen en met de gekozen fragmenten de ideale roman willen samenstellen. Hij kan het niet laten te zoeken naar symbolen en dubbele bodems (La Jalouzie), maar de sleutelpassages geven nooit echte sleutels; (toutes les pistes sont fausses, zegt Robbe-Grillet); als er een deur openspringt is het een deur onbereikbaar achter vele muren. Evidemment, ce livre sera illisible. De schrijver die zijn geesteskind zo karakteriseert lanceert geen uitdaging aan het adres van de burgerij. Hij is er zich slechts van bewust dat de nouveau roman verkeert in het stadium van de worsteling met het materiaal. Het weergeven van de chaos is meer zijn obsessie dan een noodzaak voor de lezer die ontdekt dat toch elke schrijver zijn eigen patroon legt in de chaos, al heeft hij dan van de ‘gerichtheid’ afscheid genomen. Een aanwijzing voor het feit dat de nouveau roman nog niet zozeer een publiek heeft gevonden alswel een kring van ambtshalve geïnteresseerden, is het aandeel van de prestige-verkoop, een relatief groot percentage (37) wordt naar het buitenland verkocht. De nouveau roman wordt nog als een overgangsgenre beschouwd, in alle kritieken klinkt op de achtergrond het woord belofte. Voor de klassieke lezer bestaat de winst vooralsnog uit losse scènes; dank zij Sarraute weet hij met meer verfijning op zijn medemens te reageren, dank zij Claude Simon proeft hij de zintuiglijke wereld beter en tenslotte kan hij erkentelijk zijn voor de lyrische momenten in Butor, die hem het kloppende Rome nader heeft gebracht zonder het pittoreske in te schakelen. |
|