Nathalie Sarraute, zij hoort daarom tot de door Robbe-Grillet verafschuwde speleologen, de psychische dieptegravers. Karakteristiek voor haar is de term argwaan die zij als titel voor een essaybundel koos (L'Ere du Soupçon). Haar blik dringt door de opperhuid heen, onder haar ogen ‘verliezen de mensen, de dingen, de woorden hun geruststellende rondheid’. Net als bij Proust vormen haar personages een reeks eilandjes of liever planeetjes (Le Planétarium), die soms met elkaar in botsing komen en dan beurtelings de rol van vervolger en slachtoffer vervullen, maar zij gaat nog veel minutieuzer te werk. Haar boeken maken een minder chaotische indruk dan die van haar collega's, zij is dan ook al een stuk langer in het vak. In stylistisch opzicht is er ook verschil: hun stijl lijkt het juiste woord te omsingelen via een reeks van benaderende termen (zij zullen trouwens ontkennen dat het juiste woord bestaat), Nathalie Sarraute werkt met sprongetjes en bereikt zo een adequate weergave van het patroon der associaties, de plotselinge zwenkingen in gevoelsverhoudingen, het opkomen van woede, een onverwachte kalmte, het wegvloeien van de sympathie tijdens een gesprek. Zij beeldt een reeks significante momenten uit.
Met Proust verwant in een ander opzicht is Claude Simon, de schrijver die een gat gegraven heeft dat hij steeds verder uitdiept. Vandaar dat de lezer soms verdoofd wordt door het zand dat hem om de oren stuift: de bekende structuurloze zinnen, de benaderende adjectieven.
Als Proust geeft hij de roman een sensuele injectie. Hij is een zintuiglijk levend mens, de bedelaar uit Homerus die zich behaaglijk in zijn mantel schrukt. De realiteit is voor hem een reeks indrukken van de zinnen; hij weigert de totaalkarakteristiek. Veelbetekenend is de omschrijving die hij geeft van Madame Bovary: een bepaalde tint grijs, het blaffen van de honden, een vergifsmaak, een bepaalde imparfait. Uit zijn boeken stijgen de geuren, de kleuren en de hitte omhoog, zij doen soms denken aan de feestelijke ontdekkingsreizen van de beats, hoewel Claude Simon meer lucide is en minder gretig. Ook in zijn personages toont hij met hen verwantschap; zijn favorieten combineren in zich de saint en de madman.
Robbe-Grillet komt voor mijn gevoel het dichtst in de buurt van de oplichter, niet zozeer vanwege zijn prikkelende uitlatingen alswel omdat zijn temperament zo slecht past bij de nouveau roman; misschien is hij er daarom wel één van de meest extreme vertegenwoordigers van. Het is triest dat iemand in wiens vocabulaire de bitse streepwoorden overheersen door zijn artistieke credo verhinderd wordt een scherp omlijnd verhaal te schrijven. De afgrenswoede heeft hij gemeen met Nathalie Sarraute, beiden zijn ook bezeten van de kriebelpootjes van insecten. Via hem is men zijn groep de école du regard gaan noemen, maar men dient te bedenken dat bij de ook wel visueel schrijvende Claude Simon de kleurgevoeligheid voorop staat, terwijl Robbe-Grillet in de eerste plaats graveur is.
Hij moet zijn landmetersnatuur toch uitleven
en wreekt zich door de techniek centraal te stellen. Hij ziet boeken van anderen (b.v.
l'Etranger) en van hemzelf dan ook als exercices de style, al heeft hij geloof ik overal die term omzeild. Een stijloefening krijgt immers pas waarde als zij ergens resonneert, in de lezer zelf of in het latere werk van de schrijver. Bij Robbe-Grillet wordt het verhaal, het thema opgeroepen door de speciale constructie die hij wil toepassen: welk onderwerp past het best bij het gekozen technische gegeven? Hij stelt zich tot taak te schrijven om een holte heen: de hoofdpersoon
(La Jalousie) of het centrale feit
(Le Voyeur) ontbreken. In
Le Voyeur crëeert hij daardoor een soort van kunstmatige spanning die irriterend werkt omdat ze niet ontladen wordt: de verwachte onthulling komt niet. Bewust volgt hij de kringlooptheorie van Joyce: heden, verleden en toekomst zijn niet te onderscheiden, waardoor men achteraf geërgerd constateert dat men de lectuur van het boek halverwege had kunnen beëindigen. Het cirkelmotief staat bij hem naast het stylistische streepmotief: zijn personages zijn opgesloten in een labyrinth
(Dans le Labyrinthe) of op een eiland. De klassieke roman volgt de lijn van het verhaal, maar Robbe-Grillet acht zulks in strijd met de realiteit: het leven heeft geen richting, het gaat nergens naar toe.
(Wordt vervolgd)