Aarzelen met ‘Het mes’
J.J.D. Rijk
Van het korte verhaal Het mes van Claus hebben Rademakers en hij een scenario vervaardigd waarin de personen, de entourage en de aanleiding tot de dramatische schrik van een puber zijn overgenomen uit het verhaal, maar waarin het drama zelf is verplaatst. In het verhaal is dat het onbegrepen sexuele spel van het jongetje zelf en de schokkende vervreemding erna, terwijl dit in de film iets verzwakt is maar de jongen bovendien nog de wellust ontdekt van zijn koele moeder voor de gevreesde huisleraar, die hij zoekt en veracht. De verhouding van de jongen tot zijn moeder krijgt meer nadruk. Dat heeft in vele fragmenten niet afgedaan aan de broeierige sfeer, in andere daarentegen wordt het thema meer bepaald door de landerigheid en de wanhoop van de eenzame puber. Wie het verhaal leest begrijpt dat dit geen speelfilm oplevert van 1½ uur, en in de film blijkt het dramatisch zwaartepunt ook heel knap te zijn verlegd: niet twee hoogtepunten naast elkaar die de jongen beide overdonderen, maar een opeenvolging die juist in verschillende toon is gehouden: het zwoele, nauwelijks gedurfde spel met het vriendinnetje dat hij met zijn gestolen mes ‘bedreigt’ nadat ze samen getuige waren geweest van vrijen in de bosjes, vormt de inleiding tot de vreselijke ontdekking van zijn moeder die ‘als een stalmeid’ aan de voeten ligt van de huisleraar, de indringer. Thomas loopt, met zijn mes, in afschuw van huis, wordt terug gebracht en rent dan het mes in zijn hand op zijn moeder af, maar hij valt neer voor hij haar heeft bereikt. Dat alles leidt ertoe dat hij naar een kostschool zal gaan.
Daar begint de film ook mee, en van de aanvang af is dus alles verteld in flash-back, vanaf het stelen van een mes op de missietentoonstelling. Om met mijn bezwaren te beginnen, de flash-back lijkt me hier een zwak punt in de vormgeving: niet dat de huidige situatie (het weggebracht worden naar de kostschool) alles inleidt en afsluit, maar dat het bovendien de handeling enkele malen onderbreekt is niet noodzakelijk. Het levert geen logische eenheden op en verzwakt de spanning. Wat met deze techniek te bereiken valt is een geconcentreerde samenvatting, een verhoging van de dramatische lading voor we verder gaan; we weten dat wie we nu zien leven belast is met herinnering en spanningen, die ons verklaard zijn en die nu op hogere toon meespreken. Het is een projectie voor het nu - maar dat geldt hier nu juist niet, want het nu speelt nauwelijks mee. En ook de rust, de caesuur die met de flash-back gegeven wordt om uit te leggen waarom we het verleden zo zien, zijn gaan zien (dus vanuit de toekomst) is hier niet noodzakelijk. In het heden gebeurt het niet - en waarom dan niet het verhaal verteld vanuit de tijd van de handeling? Daar komt bij dat Rademakers in deze film de stem van de jongen commentaar laat geven op zijn vroegere handelingen en gevoelens, en dat is zonder meer een relict uit de literatuur dat de visuele kracht aantast. Het is niet logisch in de verleden tijd te horen praten, en het is ook vaak overbodig omdat Rademakers voortdurend bewijst met de gezichten der kinderen gevoelig en duidelijk te kunnen spelen, scherp en niet vervalsend. Die literatuur belemmert hem dus alleen maar.
Ook te literair lijkt mij de droom waarin de overleden vader en de huisleraar elkaar verdringen; te literair omdat er geen visuele aanknopingspunten zijn - maar hier kan men verschillend over oordelen. De rol van de afwezige vader is hier tenminste goed voelbaar.
Bij al mijn waardering voor deze film, die men tenminste zonder nationaal voorbehoud kan beoordelen en die in opzet, sfeer, fotografie en de persoonlijke benadering alleen maar lof verdient, voegt zich nog een bezwaar tegen de behandeling van de camera. Ook hier, lijkt mij, heeft Rademakers geaarzeld, evenals met de literaire stem. Wat Rademakers aandurft, is het drama: geen statische schoonheid van de docu-