Journaal
J.J. Peereboom
Het raam van de badkamer, boven het voeteneind van het bad, is gemaakt van een soort rotsachtig, doorschijnend glas waar ik geen naam voor weet. Het biedt altijd weer nieuwe mogelijkheden voor de verbeelding. Naar gelang van de stand van mijn hoofd tegen het andere eind van het bad, van de sterkte van het daglicht op het glas en op de huizen van het volgende blok, en van de hoeveelheid gecondenseerde damp die in straaltjes langs de ruit loopt, vertonen er zich telkens verschillende landschappen en gezichten in. Een vertrouwd beeld, bijna zeker terug te vinden na een beetje wiebelen met het hoofd, is dat van een straatje aan de buitenkant van een polderdorp: aan de overkant staan grote zwartgeteerde schuren, aan deze kant kleine huisjes. Verkeer kan ik er niet bij maken, en zelfs op mooie dagen, met niets dan blauw en zonlicht in het nonfiguratieve glas erboven, betekent het dorp afzondering, stug leven en stroef begraven worden. Pogingen om er wat ruimte en muziek aan te verlenen door het naar pampa's of poesta's over te brengen zijn mislukt. Het blijft waar het zijn wil, in west-Friesland of beter nog op de Zuidhollandse eilanden.
Vanmorgen was het er niet. Er was eerst een mooi donker meisje met blote schouders, heel koel wel maar prachtig zittend, iets voorover, op een pouf. Zij nam maar een klein vlak van het glas in beslag; even anders liggen, en daar was een uitvoerig stadsbeeld. De straat liep schuin omhoog tegen het glas, en er stonden grote huizenblokken langs, dicht opeen naar zuidelijke voorkeur; ook naar achteren ging een heuvel omhoog, en er waren nog drie of vier rijen huizenblokken, alle van hetzelfde type met pittoresk golvende daken, voordat het uitzicht vrij bleef op een kasteel, hoger gelegen in de verte: middeleeuws, met kleine vensteropeningen ver van elkaar, gebouwd tegen een donkere rots aan waarvan de punt erboven uitstak. Dat was allemaal zuid-Europa, geen twijfel aan, maar het beeld werd verstoord door een huis links op de voorgrond dat moeilijk anders dan Arnhem kon zijn, in de betere burgerstijl van 1900 (de buurt van het park Sonsbeek). Een uiterste inspanning om het te mediterraniseren, aangemoedigd door een beetje nieuw warm water in het bad, kon er niet meer van maken dan een groteske bioscoop, gebouwd door een Latijnse exploitant wiens idee van schoonheid dan toch weer aan Arnhem ontleend was. Het was niet te verhelpen, en het bedierf de huizen van het stadje. Alleen het rotskasteel bleef intakt - o vakantie, ach zuiden, waar heb je die kaart gestopt, ga jij maar weer eens een eindje voorin, is er nog van die wijn, de Michelin zegt hier dat, pas op niet kijken alweer Hollanders - totdat het badwater opnieuw begon af te koelen.
Is het niet aardig, dat idee om de telefoon grappig te beantwoorden? Het lijkt mij onbetaalbaar, zowel in het geval van de man die in een artikel beweert dat hij jaren lang de gewoonte had om zich aan te dienen als ‘Bung-Ho's Chinese Laundry’, als in dat van een personage in een stuk die een juffrouwenstemmetje opzette om te zeggen ‘Speelgoedafdeling hier’. Helaas, de enige keer dat ik het zelf gedaan heb, knaap nog, en toen ook meer in de trant van ‘U spreekt met de butler van...’, werd er dadelijk een gat in mijn geestigheid geprikt. Een zwakke vrouwestem: ‘Zoudt u aan meneer willen zeggen dat mijn man daarnet overleden is’.
Daardoor geconditioneerd, heb ik mijn grappigheid aan de telefoon nooit hervonden. Het is jammer, want het moet een uitstekend middel zijn om de ergernis te overwinnen dat het instrument alweer belt. Soms wanneer het gesprek tien tegen een weer voor een afwezige huisgenoot bestemd zal blijken, is het om te schreeuwen van verontwaardiging. Waar halen zij de grofheid vandaan, om iemand op zo'n mechanische commandotoon te storen in zijn bezigheden?
Meestal is er dan nog tijd voor een betrekkelijk vriendelijk antwoord, maar al betekent dat dat de irrationele woede overwonnen is, er blijkt ook vaak een irrationele verwachting uit van iets dat uit die telefoon zou kunnen komen, wat precies? het hoge woord? In ieder geval, het geeft een sterke voldoening om af en toe de ergernis te overwinnen en dan toch niet te antwoorden, al-