(= het conventionele toneel) voor geen kleintje vervaard zijn, weer afzakken tot het niveau van een amateurspeler. Zij missen plotseling hun souffleur en verhaspelen hun teksten, zij missen hun vertrouwde drie vaste wanden en een publiek om op te spelen en staan als matige middelbare scholieren een muze te dienen, waarvan ze de nukken niet kennen.
Zo heeft het televisietoneelstuk in wezen niets eigens te bieden en kan niet anders zijn dan een schamel surrogaat van alles waar het op lijkt. Hoera, zeggen ze immers in Bussum, we werken hier toch zeker ook met een soort filmcamera, dan moeten we ook veel close-ups geven, want dat doen ze in Hollywood ook. Maar er is niemand die de spelers vertellen kan hoe ze moeten acteren, terwijl het camera-oog griezelig dicht op ze inrijdt. Dan zien we dus weer kersverse televisie-regisseurs, die de vorige week nog floor-manager of microfoonjongen waren, series doelloze close-ups afleveren, zonder enige dramatische functie, waardoor het beeldscherm bijna barst van de meer dan levensgrote nerveuze gezichten van acteurs, die met hun toneelmimiek geen raad weten. (Een doodenkele, altijd al wat ‘filmisch’ spelende acteur als Maxim Hamel daargelaten).
Daar komt nog bij dat T.V.-uitzendingen, ook al is het experimentele stadium nauwelijks achter de rug, nu al vergiftigd zijn door een merkwaardig soort regiedogmatiek. Juist door het nagenoeg ontbreken van ervaring bij de gemiddelde T.V.-regisseur houdt men zich krampachtig aan een aantal van elkaar afgekeken conventies vast: twee mensen die een gesprek met elkaar voeren, dienen vlak tegenover elkaar te gaan staan, ook al hebben ze hooglopende ruzie. Anders kan de langzaam inrijdende camera hun beider schedels niet tegelijk verwerken. De Bussumse regisseur heeft voorts een ziekelijk oog voor details en hij kan er niet genoeg van krijgen handen die een sigaret opsteken of bloemenvaasjes, die op tafel staan, uit te zenden. Ook dit oerhollands-realistische detailwerk heeft doorgaans geen enkel doel
en werkt alleen illusie-verstorend. Al dat geheister met mooie shotjes en lekkere doorkijkjes krijgt zelden een functie in het opbouwen van beeldritme om het dramatisch effect te versterken en doet meestal niet anders dan ons beroven van een totaalbeeld, waarbij we zelf onze aandacht zouden kunnen bepalen.
Opmerkelijk was bijvoorbeeld dat de Waaierpatience, een stuk van Troyat, dat destijds op het toneel een onvergetelijke indruk maakte, onlangs per televisie volkomen kapot werd gemaakt door het al te waakzame camerawerk. We konden Magda Janssens zo goed op de vingers kijken bij het leggen van haar patiences, dat ieder kind kon zien dat de tekst niet klopte met de kaarten die op tafel lagen. In de filmstudio zou men die scènes hebben overgespeeld tot alles in orde was en op het toneel hoeft niets te kloppen want daar worden de meeste details goddank aan de fantasie van de toeschouwer overgelaten.
Het merkwaardige feit doet zich voor, dat de gaafheid waaraan een schouwburgvoorstelling ons gewend heeft, een noodzakelijke voorwaarde blijkt te zijn voor het ‘magisch’ betrokken raken bij het toneelgebeuren. De kleinste verspreking, het omvallen van een requisiet of gefluister in de coulissen kan de betovering al verbreken en aan de voorstelling een deel van haar bestaansgrond ontnemen. Het ideaal blijft immers dat het publiek een ogenblik vergeet dat daar acteur X een moeilijk beroep staat uit te oefenen. Dan pas kan men in de zaal meeleven en zich identificeren met zijn fictieve toneelpersoonlijkheid. Een televisievoorstelling nu hangt doorgaans aan elkaar van storende factoren. Als de microfoon bij uitzondering niet in het beeld hangt, zien we toch zeker zijn schaduw over de gezichten der acteurs dansen. Stukken decor worden weggeschoven terwijl de camera er per ongeluk nog op gericht is. Mannen in overal lopen argeloos buiten langs de decorvensters van een ‘zesde verdieping’ en duiken geschrokken weg als ze merken dat ze in het beeld zijn. Het moet zelfs voor grotere acteurs dan we meestal te zien krijgen onmogelijk zijn om tegen een dergelijke ontluistering op te spelen.
Al bijna even storend werkt het gemis aan sfeer in de ontvangstkamer. In nagenoeg geen huisgezin wordt men gedurende de 2 uur dat de uitzending duurt, ongemoeid gelaten door thee aandragende moeders, binnenkomende familieleden, de telefoon, de deurbel en vele andere het werkelijk inleven bedreigende factoren.