Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Portret van een blad I
| |
[pagina 5]
| |
Een ander voorbeeld. Enige tijd geleden heeft Prof. Wemelsfelder uit Eindhoven in de E.-S.B. de politici beticht van een gebrek aan inzicht in de economie en van een politiek driftleven dat een juist economisch beleid doorkruist. Over dat artikel, waarin inderdaad ongelukkige dingen stonden, is een geweldig gerommel ontstaan. Tot zelfs in de kolommen van het H.W. is Wemelsfelder bestreden, waarbij de tegenstanders overigens van allerlei karakteristieke misvattingen hebben blijk gegeven (ook het stukje in het H.W. prikkelt de vakman tot tegenspraak). Uit zo'n debat blijkt indirect hoe de economen de ‘leken’ zien en vice versa. Wat het laatste betreft: als economen de politici de les lezen kunnen zij er op rekenen, te worden gedoodverfd als betweters, inhumane rekenaars en materialistische dwingelanden. Iets om over na te denken. Nog een voorbeeld van een actuele en interessante kwestie: het verband tussen televisie en welstand. Het snobistische gezegde wil, dat de ‘betere mensen’ gaan kijken ‘bij de werkster’. Uit een recente publikatie van H. Lange blijkt dat in Den Haag 29% van de welgestelden een toestel had tegen 12% bij de lagere-inkomenstrekkers.
De E.-S.B. stelt haar kolommen open voor iedereen die iets te zeggen heeft over economische problemen in de heel ruime zin. Politieke zaken zijn allerminst taboe, maar zij worden behandeld op een zakelijke en technische manier. Zuivere theoretisch-economische vraagstukken daarentegen komen slechts zelden aan de orde. Daarvoor is meer De Economist aangewezen, een maandschrift met een veel kleinere oplaag. Maar er zijn uitzonderingen op deze regel: in 1954 en '55 vond in de E.-S.B. een discussie plaats over de geldtheorie, die nog steeds nagalmt. Op gang gebracht door wijlen Professor Koopmans in zijn bespreking van het jaarverslag van de Nederlandsche Bank 1953, werd er aan deelgenomen door Dr. Holtrop, Drs. Links, Prof. Witteveen en Prof. Tinbergen.Ga naar voetnoot1) De diepgang en de betekenis van deze discussie was indrukwekkend, en worden, voor zover mij bekend, door geen enkele buitenlandse publikatie op dit terrein overtroffen. Maar, zoals gezegd, dit is uitzondering. Meestal gaat het om concrete, praktische problemen: het staalprojekt bij de Europoort, de gedifferentieerde loonvorming, de toestand in het levensverzekeringsbedrijf, de ontwikkeling in Zuid-Amerika. Bijzonder aardig zijn de korte artikelen op de eerste pagina, die een actueel onderwerp bespreken aan de hand van een recente publikatie: de luie lezer kan met een oogopslag zien hoe het zit met de verdeling van de belastingdruk in Nederland, met de uitgaven van Amerikaanse zakenmensen voor zakendiners, met de vermogensverdeling of met de aantallen personenauto's. Dit zijn dan statistische onderwerpen, maar niet in de droge vorm van tabellen zonder kraak of | |
[pagina 6]
| |
smaak; het zijn de conclusies uit statistisch onderzoekingswerk. Doch men kan soms op deze eerste bladzijde ook een samenvatting lezen van Brave New World Revisited. Huxley staat toch al in een goed blaadje: de traditionele nieuwjaarsbespiegeling van de secretaris-generaal van Economische Zaken heette dit jaar ‘Point Counter Point’. Wij moeten de redaktie van E.-S.B. in het bijzonder dankbaar zijn voor de speciale nummers (groene omslag in plaats van rood). Niet zozeer voor de aan het eind van het jaar verschijnende ‘peilingen’; deze overzichten van de economische toestand in binnen- en buitenland zijn wel aardig, maar hun zeldzaamheidswaarde is niet groot. Dergelijke overzichten zijn ook elders te vinden. De regionale of provinciale nummers zijn echter heel handig. ‘Het Noorden’ (van 1959) en ‘Gelderland’ (1960) en vorige week het nummer over Limburg bevatten waardevol materiaal en veel bijdragen van deskundigen, die anders in bureauladen blijven liggen. Het nummer over de Sovjet-Unie (1958) is een voor Nederland bepaald unieke publikatie. Er blijkt uit, dat wij in verspreide hoeken en gaten nog wel mensen hebben die zich actief voor de communistische economie interesseren. Men twijfelt daar soms wel eens aan.
De E.-S.B. is wat haar inhoud betreft, enigszins te vergelijken met The Economist. Maar er is een verschil. Het Britse weekblad draagt sterk het stempel van de redaktie. De redaktionele opinies staan op de voorgrond; zij zijn heel uitgesproken en worden overal ter wereld in de gaten gehouden. De redaktie van de E.-S.B. is bescheidener. Zij regelt het verkeer, en let op de kwaliteit, maar schrijft niet zelf en brengt ook geen opinies tot uitdrukking. Vroeger was er een kolom ‘Dezer dagen’, een geestig rubriekje dat opviel door barokke beeldspraak. Het is al jaren verdwenen en het gaf trouwens geen redactionele mening. Er verschijnt nog wel eens een ongesigneerd hoofdartikel, maar het is typerend, dat dan al gauw de vraag wordt opgeworpen: ‘wie zou dat hebben geïnspireerd’, of zelfs: ‘wie zou 't hebben geschreven’? De opinies in het blad zijn dus geheel voor rekening van de schrijvers der artikelen. Dat laatste bepaalt het karakter van het blad. Het is een forum, waar het economische leven wordt besproken. Vele lezers hebben wel eens in dat forum meegesproken, of zijn van plan het nog eens te gaan doen. Misschien verklaart deze vermenging van lezers en schrijvers de affectie, die velen in den lande voor de E.-S.B. koesteren. |
|