Het geld van de oude dame
Les joies de la famille, van Philippe Hériat; Haagsche Comedie
Voordat ik me zet tot het neerschrijven van mijn indrukken over de laatste première van de Haagsche Comedie Les Joies de la Famille van Philippe Hériat, wil ik, daar het seizoen nu voor meer dan de helft achter ons ligt, het repertoire van dit gezelschap wat nader beschouwen.
Als opening trad ongeveer het gehele mannelijke deel van de ‘troupe’ op in The Andersonville Trial een reconstructie à la de Muiterij op de Caine van een rechtspraak, een procédé dat wel tot in lengte van dagen geliefd zal blijven.
Vooruitstrevend is het beleid van deze groep niet, maar wel degelijk. En dit impliceert natuurlijk weer een ‘nieuwe’ Anouilh: Becket ou l'honneur de Dieu met Frans van der Lingen als een prachtige Becket, die evenwel door een gebrek aan gegevens van de kant van Anouilh zijn plotselinge ommekeer tot het goede niet geheel waar kan maken en een doldrieste koning van Bob de Lange. De Richard III van Shakespeare met weer Bob de Lange in de titelrol, belooft misschien niet helemaal terecht de sensatie van het seizoen te worden.
Paul Steenbergen en Ida Wasserman hebben meegedaan met de mode van alle grote acteurs over de hele wereld, door op het toneel de post van Shaw en Campbell door te nemen in Dear Liar. Hiermee zijn ze gelukkig niet achtergebleven bij b.v. Cassarès en Brasseur in Frankrijk en Hasse en Bergner in Duitsland (en Nederland). Het wachten is nu op de première van Le Cardinal d'Espagne van de in Nederland nog te weinig gespeelde Franse toneelschrijver Henri de Montherlant.
Het culturele interregnum, dat ons van deze première scheidt wordt nu beheerst door de onartistieke familiegenoegens van Hériat. Want de Haagsche Comedie is niet alleen een degelijk, maar vooral een net gezelschap. Boze tongen beweren dat de jongere garde er in geslaagd is één van onze oudste en bekendste acteurs zover te krijgen, dat hij nu op de repetitie een colbertje draagt in plaats van een trui. Dat mag ook wel in een schouwburg, die niet alleen koninklijk, maar ook voor Senatus PopulusQue Hagae bestemd is.
Hériat (winnaar van de Prix Goncourt in 1939 en gespeeld door de Comédie Française, waar toch niet voor niets ruzie blijkt te zijn) laat de steenrijke, levenslustige zeventigjarige mevrouw Turpin een hard gevecht leveren tegen het, door haar afstammelingen in directe lijn gehanteerde instituut van de curatele. Ze wint door te huwen (pro forma) met een eenvoudige dertigjarige ex-onderduiker, Boullau, wiens taak het verder is te tonen, hoe burgerlijk de eenvoud wel is, vergeleken bij de chique van huize Turpin.
De inhoud van het stuk is hiermee verteld. Wat het stuk toch nog avondvullend maakt is Georgette Hagedoorn als de weduwe Turpin en de chique. Lou Steenbergen had een décor ontworpen, dat een Haagse tien ruimschoots verdiende. Onartistiek, maar solide en onbetaalbaar. Ernst-Jan Beeuwkes had de dames gekleed en verzorgde
binnen het raam van de voorstelling een modeshow, compleet met achs en óóhs van de aanwezige dames. Het is maar gelukkig, dat Louise Kooiman haar vertaalwerk niet al te consequent heeft gedaan, want het Frans dat overbleef en kwistig werd rondgestrooid deed het enorm en werd uiteraard begrepen.
De figuur van de weduwe Turpin kan in de Hofstad ook niet missen. Haar ideeën zijn radicaal. Geen belasting en veel geld. Ze is