Gevaarlijk plakwerk
C.P. Lohr
Lijmen en Het Been, Toneelstuk van Manuel van Loggem; toneelgroep Theater
De traditie bepaalt, dat bij het begin van ieder jaar de aandacht wordt gevestigd op het bescheiden bestaan van een nationale theatercultuur.
Het belangrijkste pleidooi hiervoor wordt gehouden door de toneelgroep die de Amsterdamse Stadsschouwburg bespeelt, sinds vele jaren dus de Nederlandse Comedie met de opvoeringen van Vondels treurspel Gijsbreght van Aemstel (vrij naar Vergilius).
Niet door de erkenning van het feit, dat alles wat Amsterdam aangaat iedereen behoort aan te gaan, maar door het instituut van de toneelspreiding komt practisch ons hele land met de ondergang van de hoofdstad in aanraking.
Dat dit pleidooi voor ons nationaal toneel niet sterk is, is ook een feit, dat door traditie en onmiskenbare gebreken van stuk en schrijver bepaald is.
Het begin van dit jaar maakt echter op de geïsoleerde plaats van de Gijsbreghtcultus een uitzondering.
Het Rotterdams toneel kwam met de Spaanse Brabander (vrij naar het Spaans) van Breero.
Het was weer de Nederlandse Comedie, die het vervolg gaf op Jozef in Dothan, door hem nu te laten verhalen van zijn Egyptisch avontuur, weer bij monde van Vondel. In dit geval vrij nauwkeurig naar het Oude Testament, een boek, dat zich eerder tot bewerking leent en zowel kan dienen tot het bewijs van het bestaan van een opperwezen, als tot bewijs van het omgekeerde.
En tot slot de toneelgroep Theater met een bewerking van de psycholoog-schrijver Manuel van Loggem van Willem Elsschots Lijmen.
Het bewerken van romans en verhalen tot toneelstukken is een beproefd procédé. Het gaat er hierbij in vele gevallen om een autonoom kunstwerk, dat afgerond is naar vorm en inhoud, zijn zelfstandigheid te ontnemen en terug te brengen tot een grondvorm waaruit regisseur en spelers de uiteindelijke - nieuwe - vorm bepalen. Het resultaat is dus de herschepping van een herschepping van een niet voor dit doel gemaakt kunstwerk.
Onbegrip, niet alleen van bewerkers, maar ook van spelers kan een maximaal verschil doen ontstaan tussen uitgangspunt en resultaat.
Deze werkwijze kan men dus terecht een hachelijk procédé noemen, dat een gebrek aan eigen creativiteit verraadt en dat alleen tot een enigszins aanvaardbaar resultaat kan leiden wanneer de bewerker beschikt over een grote kennis van het theatervak.
Het is zonder twijfel, dat Manuel van Loggem deze kennis in hoge mate bezit.
Zijn bewerking is volbloed theater maar het is geen Elsschot. Ik geloof, dat hij bij het begin van zijn arbeid over één kardinale vraag te gemakkelijk is heengestapt: heeft Elsschot in zijn Lijmen en het Been het maximum aan zeggingskracht bereikt?
Als dit het geval is en mijns inziens is dat zo, dan is er voor een toneelbewerking, hoe knap ook, geen plaats. En dan houdt deze bewerking een onderschatting in van de zelfstandige waarde van de litteratuur, i.c. de beide romans.
Het publiek dat Laarmans en Boorman en de weduwe Lauwereyssen al kende, herkent hen aan hun namen en belevenissen, maar weet, dat ze zo niet zijn. Wat hier gebeurt is een benaderen, een proberen. Het totaal van dialoog, handeling en actie levert in ieder geval geen Elsschot op. Blijft de vraag of dit een bezwaar is. Mijn antwoord is nee. Het stuk Lijmen is een knappe satire op de handelsstand in een heldere doorzichtige vorm. Wanneer dit stuk op Broadway gespeeld zou worden - en waarom niet? - zou de figuur Elsschot verbleken - wie kent hem daar? - en het volle licht vallen op de bewerker, die toneel schrijft, zoals dat sinds Heyermans in ons land niet meer is voorgekomen.
Daarom is dit ‘Lijmen’ toch een belevenis geworden, maar een angstwekkende gedachte blijft, wat er van Elsschot overgebleven zou zijn, wanneer een minder competent vakman zich aan deze bewerking had gewaagd. Het is te hopen, dat Van Loggem nog eens de inspiratie vindt voor een