zelfs komt te vervallen. Wegens plaatsgebrek, zoals dat dan heet, in werkelijkheid echter omdat het gemakkelijker is een individueel en weinig in de melk te brokken hebbend schildert je opzij te schuiven, dan een adverterend bioscoopconcern of een dito schouwburgdirectie. Toevallig heb ik deze gang van zaken de laatste maanden twee maal van nabij meegemaakt. De eerste keer bij een Amerikaanse ‘action-painter’ (zwaar abstract dus), de tweede keer bij een Joegoslavische edelsmid-beeldhouwer. De Amerikaan, die al twee tentoonstellingen in Parijs, één in Londen en verschillende in Amerika op zijn naam had staan, kreeg in Amsterdam zegge en schrijve nul recensies, hoewel twee recensenten bij hun blad een (positieve) kritiek hadden ingezonden. Geen wonder dus, dat het bezoek beneden peil bleef en de schilder niets verkocht. De Joegoslaaf kreeg louter prijzende recensies, waarin de woorden ‘subliem’, ‘gaaf’, ‘verbijstrend schoon’ en ‘vakmanschap’ niet van de lucht waren. De eerste recensie kreeg hij in het Utrechts Nieuwsblad; maar dat zette, wat het bezoekersaantal betreft, niet veel zoden aan de dijk, want de expositie was in De Drie Hendricken in Amsterdam. Daarna schreef de Schiedamse Courant, al even lovend, maar ook dat deed de bezoekers niet toevloeien. Pas veertien dagen na de opening, dus een week voor sluiting van de tentoonstelling, verscheen de eerste recensie in een Amsterdamse krant: het Algemeen Handelsblad, om precies te zijn. Het Vrije Volk volgde kort daarop, in gezelschap van De Tijd/Maasbode en de Volkskrant. De tentoonstelling had toen nog maar enkele dagen voor de boeg, zodat besloten werd de tentoonstelling vijf dagen te verlengen. Er werden in het geheel zeven werken verkocht (een hoog aantal voor smeedwerk), waarvan vijf na de lovende recensies.
Toen de tentoonstelling na bijna een maand gesloten werd, was er door bladen als Het Parool, Trouw, De Waarheid, De Telegraaf en Het Nieuws van de Dag, om alleen de Amsterdamse kranten te noemen, geen woord aandacht aan besteed. Het betrof hier dus buitenlandse kunstenaars, zult u opmerken, maar nog afgezien van het feit dat ook zij voor dezelfde onkosten staan: de klacht van te late recensies of helemaal geen recensies wordt ook bij de Nederlandse kunstenaars gehoord. Op zo december bijvoorbeeld, werden in De Volkskrant zes tentoonstellingen besproken, die resp. duurden tot 22, 25, 31, 31, 24 en 23 december. Op 16 december werden in Het Parool exposities besproken, die duurden tot 21, 24, 23, 24, 31 en 22 december. Dit zijn slechts voorbeelden, die met ettelijke vermeerderd kunnen worden.
Wat dit de kunstenaars, en de galerij, scheelt aan bezoekers en ook aan kopers, kan men zich indenken. Er wordt door de Nederlandse particulieren te weinig kunst aangekocht, is onlangs in een officieel rapport verklaard, dat in extenso door de kranten besproken werd. Als deze kranten werkelijk van mening zijn dat dat te betreuren is, dienen zij ook hùn steentje bij te dragen, niet door aankoop, niet door onwerkelijk goede recensies, maar door hun plicht te doen en aan de beeldende kunst de (zorgvuldige) aandacht te besteden, die ook aan het toneel, de film en de muziek wordt gegeven.