Mammoetwet
Vergeleken bij het Franse middelbaar onderwijs, dat idealiter opleidt voor het afschieten van grote hoeveelheden intellectueel vuurwerk en het Engelse, dat zo mogelijk leerlingen aflevert met gevoel voor stijl en voor het tactvol uitbuiten van situaties, had het Nederlandse totnogtoe één solide voordeel: wie werkelijk wilde, kon er drie vreemde talen enigszins leren hanteren.
Een onschuldig lijkend paragraafje in de
De tekeningen in dit nummer (‘kikkers’) zijn van J. Hillenius
nieuwe versie van de Mammoetwet dreigt hierin verandering te brengen. De minister stelt nl. voor in het eerste leerjaar van V.W.O., H.A.V.O. en M.A.V.O.-scholen (d.w.z. het huidige V.H.M.O. en M.U.L.O.) het vak Frans te vervangen door Duits. Zelfs als de minister de garantie geeft dat het totale urental voor Frans niet verminderd zal worden, zullen vele leerlingen van dit voorstel het slachtoffer worden.
Frans is in de huidige situatie al de bedreigde taal. Wie minder begaafd is en/of milieustimulansen mist bereikt bij zijn eindexamen niet het elementaire niveau waarop Franse vakliteratuur gelezen kan worden. Dit is begrijpelijk. Daar de structuur van het Frans sterk afwijkt van die der Germaanse talen duurt het veel langer dan bij Engels en in elk geval Duits eer men de drempel bereikt waarna omspringen met de taal een plezierige bezigheid wordt. Krijgt de minister zijn zin, dan komt Frans leren in de toekomst nooit uit boven het kruiswoord-puzzleniveau.
Het schijnt nodig te zijn de oude argumenten die voor het Frans pleiten nogmaals op te sommen. De beschavende waarde is wat versleten als motief; politiek en economisch echter is het Frans sinds de Benelux, sinds de aktiviteiten voor een verenigd Europa en sinds de ontsluiting van Afrika veel belangrijker geworden; van nog groter gewicht lijkt mij het feit dat wie grondig Frans geleerd heeft gemakkelijk toegang krijgt tot andere Romaanse talen.
Nee, het voorstel van de minister riekt mij teveel naar de oorlogsjaren. Hij schijnt het te gronden op de overweging dat het rapportcijfer voor Duits een goede indicatie zou vormen voor 's leerlings aanleg. Ik heb hetzelfde ten aanzien van vele andere vakken horen beweren, tot op een dag een collega met zin voor grafieken en statistiek de objectieve waarde van rapportcijfers eens naging en tot de conclusie kwam dat de cijfers van de grote middengroep der leerlingen sterk afhankelijk zijn van het temperament van de leraar.
Een constructief voorstel kan men in een compromis-wet nauwelijks verwachten. Toch zou het, Galbraith en zijn pleidooi voor beter onderwijs in Nederlandse verhoudingen vertalend, uiterst nuttig zijn geweest als de minister de suggestie had gedaan beurzen beschikbaar te stellen, waardoor middelbare scholieren de grote vakantie in een buitenlands gezin zouden kunnen doorbrengen. Het liften, ook een goede talenleerschool, gaat er nu eenmaal steeds meer uit.
J.E.K.-S.