Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
De zoögeografie van het Europese genie
| |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
bringen, um so mehr als ihn Warschauer Papiere nur als “Lehrer des Französischen”, nicht als “Franzosen” bezeichneten’. Het scheelt niet veel of hij had Schopenhauer geheten. Van Mosers ruim 100 namen zijn er 58 uit Duitsland en Oostenrijk, 6 uit Frankrijk en 18 uit Italië. Berneth Kempers die men ook niet kan beklagen om een gemis aan belangstelling voor de Duitse muziek (bij zijn 30 toonhelden noemt hij o.a. Liszt en Weber, terwijl b.v. Ravel en Bartok ontbreken) noemt in totaal van 237 namen 68 Duitse, 18 Oostenrijkse, 56 Franse en 72 Italiaanse. Het blijkt dus wel dat ik voor mijn proefkonijnen geen Duitsers of (uit billijkheid) Fransen moet nemen, maar liefst bewoners van een klein en allesvretend landje als het onze. Het blijkt dan dat men zelfs met namenlijsten van personen met zeer uiteenlopende smaak resultaten krijgt die niet al te ver uiteen lopen. Zie de kaarten 1 en 2. Hoewel ik Berneth Kempers als een typische muziekliefhebber van zijn generatie zie, met voorkeur voor alles van Mengelberg er in heide, blijken de geboorteplaatsen van onze favorieten niet erg van elkaar af te wijken. Bij mij iets meer voorkeur voor het Westen, B.K. zoekt het Oostelijker, maar desondanks wordt ook in zijn kaartje de muziek geen typisch Duitse kunst. Zodra men de lijsten groter maakt, b.v. B.K.'s lijst van 237 namen, is er nauwelijks mogelijkheid van verschil van mening. Om toch nog iets te blijven herkennen van de voorkeuren der proefkonijntjes heb ik mijn limiet voorlopig op 100 gezet. Wat verwacht ik nu te vinden? Tenslotte gaat men niet vissen op plaatsen waar nog nooit de schim van een vis, of wat mij betreft een kikkervis, is gezien. Zelfs de grove kaartjes 1 en 2 geven daartoe al aanwijzing. De meeste geboorteplaatsen1. Geboorteplaatsen van de 32 toonhelden van Prof. Berneth Kempers
2. Geboorteplaatsen van mijn uitverkoren 34 componisten (stand 1960).
vindt men in de menggebieden: het oude Bourgondische land en Oostenrijk-Bohemen. Bij de vele Duitsnamigen die Moser noemt komen er maar weinig uit Centraal-Duitsland, maar steeds uit de randgebieden: de Rijnstreek, de Donaustreek en Koningsbergen. Prof. Révèsz heeft daar indertijd al eens een opmerking over gemaakt. Hij dacht dat het gebrek aan rasmenging in Centraal-Duitsland de oorzaak was van het ontbreken van muzikale genieën. Waarom dat een oorzaak zou zijn liet hij in het midden. In de grensgebieden van volken kunnen zowel genetische als sociale bastaarderingen een rol spelen. Bij het laatste kan men b.v. denken aan de stimulerende werking die er van uitgaat wanneer verschillende stijlen of culturen elkaar ontmoeten. In ieder geval zou men naast het geboren worden in grensgebieden ook een hoog percentage concrete bastaarden moeten kunnen aanwijzen. Ik heb het nare boekje van Moser simpelweg als proefmateriaal genomen en - hoewel dit soort biografische notities lang niet overal gegeven worden - kwam tot de volgende cijfers: Van de ouderparen van de ruim 100 componisten waren er 21 (4 onzeker) van verschillende landsaard, 4 uit verschillende provincies en 5 uit sterk verschillende sociale milieu's, b.v. iemand van adel gekruist met een horige. Muzikaliteit in de familie kwam in 49 gevallen voor en daarvan in 33 gevallen waarvan geen bijzondere bastaardering bekend was. Van die 49 totaal waren er dan nog 8 waarvan de muzikaliteit over meer dan één generatie bekend was. Van degenen waar Moser daarover iets genoteerd heeft zijn er 4 tegengewerkt in hun muzikale aspiraties, 3 werden met de stok naar het instrument geslagen, 40 werden aangemoedigd, 2 waren in het begin | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
onverschillig t.o.v. de muziek. Het onaangename is dat zo weinig dictionnaires in de biografieën vermelding maken van de aard van de ouders of grootouders, of zelfs maar van de landsaard. (In het begin van Si le grain ne meurt beklaagt Gide zich over dit zelfde euvel. Hij had willen nagaan of genieën voortkwamen uit menging van landsaard. De familie van zijn vader kwam uit de Provence, die van zijn mama uit het Noorden, le Calvados.) Het enige wat soms nog vermeld wordt is het beroep van de vader. Maar hoe dan ook, zelfs aan dit schamel materiaal valt al af te leiden:
Er is lijkt mij maar één verklaring die aan twee zo tegengestelde oorzaken van een zelfde levensvorm kan beantwoorden, vooral als we in aanmerking nemen dat er wat betreft directe huiselijke omstandigheden (aanmoediging, tegenwerking etc.) ook nog al wat verschil bestaat: een genetische. Wanneer een kweker een bepaalde vorm of kleur van een bloem of vrucht wil kweken staan hem daartoe in principe twee wegen open:
Wel, deze twee punten passen in omgekeerde volgorde precies op wat we bij de muzikale genieën van Moser ontdekten. De voorlopige conclusie is dat het muzikale genie veroorzaakt wordt door een toevallige (bastaardering) of minder toevallige (inteelt) combinatie van atomaire eigenschappen, die stuk voor stuk weinig uitzonderlijks hebben. Vandaar dat de kinderen van genieën (tenzij die weinigen uit de Bach- of Couperin-stam) weer zo gewoon zijn. Ik hoop dit mechaniekje nog eens aan de hand van verantwoorde gegevens te kunnen behandelen. Tenslotte is dit een bespreking. Ik vind het een naar boekje. Richard Strauss staat er natuurlijk in, die onaangename man die er op pochte dat hij een glas bier in muziek kon zetten, alsof dat glas bier het zelf niet kan. En zoals gezegd: Satie ontbreekt. De heropvoeding van de Duitser is nog maar hoogst oppervlakkig. |
|