Ondergetekende, hoewel buitenstaander, kan niet geloven dat hiermee in de betreffende kwestie door de geestelijkheid het verlossende woord gesproken is. Het lijkt meer op een zoethoudertje, een schouderklopje in de trant van: jullie horen er ook bij, hoor! Dat de bisschoppen echter niet van zins zijn het gelovige volk van zijn horigheid te verlossen blijkt uit het vervolg van het mandement.
Een van de merkwaardigste zinsneden is de volgende: ‘Vanwege het vroegtijdig afbreken van het eerste concilie van het Vaticaan maakt de afzonderlijke dogmabepaling van de pauselijke onfeilbaarheid de indruk volkomen los te staan.’ Wat bedoelen de bisschoppen eigenlijk met deze herinnering aan het feit dat het (eerste) Vaticaans concilie op 18 september 1870 plotseling afgebroken is en eigenlijk niet eens officiëel gesloten, omdat Garibaldi's vrijscharen de eeuwige stad binnenrukten? Bedoelen zij daarmee te zeggen dat er aan het dogma der pauselijke onfeilbaarheid, zoals dat op 18 juli 1870 is afgekondigd, nadat alle tegenstanders vertrokken of tot zwijgen gebracht waren, wezenlijk nog iets ontbreekt? Men zou het kunnen opmaken uit wat er volgt: ‘Feitelijk ligt deze persoonlijke onfeilbaarheid mede ingeschakeld in de ambtelijke onfeilbaarheid van het wereldepiscopaat, dat zelf op zijn beurt mede wordt gedragen door het onfeilbare geloof van heel de geloofsgemeenschap’. Evenwel, het (eerste) Vaticaanse concilie heeft duidelijk als dogma vastgesteld, dat de uitspraken van de paus op het terrein van geloof en zeden, gedaan in zijn kwaliteit van opperherder der christenen, ‘in zichzelf en niet door de toestemming
van de kerk onwraakbaar zijn.’ Wat bedoelen de bisschoppen dan met hun inschakeling van de pauselijke onfeilbaarheid in de ambtelijke onfeilbaarheid van het wereldepiscopaat? Dat de paus het toch niet alleen voor het zeggen mag hebben en het (eerste) Vaticaans concilie dus te ver gegaan is? Wie zal uit deze orakeltaal wijs worden?
Maar nu nog de plaats van de leken in de kerkgemeenschap. De ambtelijke onfeilbaarheid van het wereldepiscopaat wordt mede gedragen, zeggen de bisschoppen, ‘door het onfeilbare geloof van heel de geloofsgemeenschap.’ Dus het geloof van alle gelovige rooms-katholieken is ook onfeilbaar! Waarom? Omdat de H. Geest in de gelovigen werkt. Maar, en nu komt er een kleine reserve, deze werking van de H. Geest in de gelovigen is ‘een stuwing die gesluimerd blijft in heel de concreet-menselijke psyche, waarin allerlei tegenstrevingen, vooroordelen, anders gerichte invloeden, menselijke en zelfs zondige bedenksels de zuivere werking van het geloofslicht... kunnen bedekken.’ En daarom zullen de bisschoppen op het a.s. concilie, die van deze ‘sluiering’ geen last hebben, omdat - dit schijnt de Voraussetzung te zijn - het geloofslicht in hen onbelemmerd en onvertroebeld werkt, wel nauwkeurig kennis nemen van wat er onder het gelovige volk wordt gedacht en gedaan, maar dit ‘op zijn authentiek-christelijke waarde beoordelen’. Met andere woorden: zij, de bisschoppen alleen, kunnen bepalen wat authentiek-christelijk is; de gewone man, de leek, blijft horig en onmondig. Dit is in elk geval uit het jongste mandement der bisschoppen wel duidelijk geworden.