gaat de rechter naar voren.
Zelfs bij lang nadenken weet ik me niet te herinneren of ik ooit zelf een kakkerlak in stukjes knipte. Waarschijnlijk heb ik het dus wel gedaan.
Elke hartstocht boezemt angst in. Elke hartstocht eist moed om er aan toe te geven. Vandaar ook dat de eerste hartstocht zo belangrijk is en daarna voornamelijk de verbodene. De toegestane, de wettelijke hartstocht is er geen. Het element van angst en de moed die te overwinnen zijn er onmisbaar aan. Zowel de wetten en formalismen als tegenwoordig het grotendeels opgeheven zijn daarvan (in kunst, in sexueel leven) zijn de pest. De grootste bloeiperioden van kunst treden op aan het eind van een vormperiode, als de wetten wankelen, maar wanneer elke overtreding nog wel degelijk een overtreding is. Misschien is dit eindelijk de reden waarom zoveel hedendaagse kunstenaars van belang zo'n griezelig nette indruk maken.
De boom die tegen het dak klopt heb ik van zijn lastige tak willen ontdoen. Op het dak zag ik dat de tak kennelijk al zo lang tegen het dak had geslagen, dat er een groot litteken was gegroeid. Ik vond dat zo roerend dat ik de zaak maar heb gelaten zoals ze was.
Intellectuelen hebben vaak minachting voor de theatrale manier waarop de gewone burger zijn gevoelens belijdt. Een prachtig voorbeeld daarvan bij Elsschot in de Villa des Roses, het herhaald vertellen en zelfs opvoeren van de dood van de ouistiti, door de patrones. Intellectuelen zijn dan gauw geneigd om het verdriet achter dat theater niet erg diep te schatten. Maar ik geloof dat dat theater, die sentimentaliteit en opgeschroefdheid, hún manier is van afstandname. Het is als een misverstand tussen vreemde stammen: zij geloven ons verdriet niet omdat ze geen tranen zien of de juiste woorden niet horen en zo doen wij omdat ze niet op de zelfde manier afstand nemen als wij. (Léautaud, die niet gelooft in het verdriet van de moeder van Louis-Philippe, omdat ze tegelijkertijd denkt aan de kosten van de begrafenis. Elsschot is dan een beter psycholoog.)
In het licht van de opvatting van de taal als een versneld chromosoomgarnituur, krijgt de verbranding van bibliotheken, de index etc. een symbolische betekenis: het uitroeien van hele stambomen. Nieuwe generaties zonder de boeken van 2000 jaar West-Europa zijn gelijk aan de generaties van 2000 jaar geleden, hoogstens zou men ze genetisch wat ongezonder kunnen vinden.
De vrijzinnige heilige Albert Schweitzer heeft een waarschuwing laten horen tegen de atoombomproeven. Een Amerikaanse heer heeft daarop een brief geschreven met de vraag of S. eigenlijk wel verstand heeft van atomen en hun gevaarlijkheid. M.a.w.S. moet zijn mond houden.
In Duitsland waren 18 vooraanstaande atoomgeleerden die openlijk hebben gewaarschuwd tegen de atoombom en de proeven er mee. Bovendien hebben ze aangekondigd geen hand te zullen uitsteken voor welk militair atoomproject dan ook. De heer Adenauer heeft toen nijdig gevraagd of de heren wel voldoende verstand van politiek hadden.
Het wordt een beetje moeilijk met de democratie. Aan de ene kant mogen en moeten alle mensen hun mening zeggen over alles wat de staat aangaat. Maar anoniem. Als iemand in het openbaar iets verantwoords wil zeggen, moet hij een bijna onbestaanbaar unicum zijn: hij moet verstand hebben van het ingewikkelde wetenschappelijke onderwerp waarover hij spreekt, hij moet verstand hebben van politiek (minstens zo ingewikkeld) en - wil hij tenminste enig gehoor hebben - hij moet een persoon zijn die om eventueel nog andere redenen, humane b.v., voor een groot aantal mensen iets betekent.
Schweitzer is zoals gezegd iets als een heilige, hij is bovendien medicus van enige faam, kan dus iets van de stralingswerking op het menselijk organisme begrijpen. Hij is vast geen politicus. Twee punten.
De Amerikaanse meneer is een politicus die in een atoomcommissie zit. Over zijn heiligheid weet ik niets; ± twee punten.
De Duitse atoommensen zijn geen beroemde heiligen (± pleonasme) maar - soms - wel beroemde atoommensen, geen politici: één punt. Adenauer is politicus: één punt.
Er zou een arbitragehof ter waardering van zulke uitspraken moeten komen. Anders zou immers door een heilige zonder meer de hele democratie in de war geschopt kunnen worden. Om niet te spreken van zo maar een politicus.
In Aspects of the Novel zegt Forster dat verhalen met een plot hoger ontwikkeld zijn dan zomaar verhalen waar men alleen kan vragen ‘en toen?’. Dit houdt misschien het enige - kleine - bezwaar in dat ik tegen Forsters romans heb. Een plot is volgens mij