nog niets is vergeleken bij Kasavubu, die schommelt tussen 1910 en 1917.
Azikiwe, Banda, Nkrumah en Kenyatta vertoefden allen langdurig buitenslands, de eerste drie studeerden in de V.S., Kenyatta in Europa (O. en W.). De wijze waarop Banda zijn land verliet was even spectaculair als zijn terugkomst. Als jochie van ± 12 jaar liep hij van huis weg, helemaal naar Johannesburg (5000 km), waar hij o.m. in een goudmijn werkte om geld te sparen voor de overtocht naar Amerika. Daar studeerde hij medicijnen en later kreeg hij een uitstekende practijk in Londen. Na 41 jaar kwam hij weer in Nyassaland terug, waar duizenden hem als de Messias inhaalden, zijn auto kusten en ‘Banda Comes Marching Home’ zongen. Kenyatta ging bezwaren van zijn (Kikuyu-)stam aan de Britse regering voorleggen en bleef zeventien jaar weg, Azikiwe zowat veertien, Nkrumah twaalf. Opvallend is dat juist zij tot de meest geprononceerden in Afrika zijn gaan behoren.
Het verdere patroon is dat zij op slag een enorme populariteit verwerven, de nationalistische beweging een stoot omhoog geven en de gevangenis indraaien. Het charismatisch leiderschap stellen zij tegenover en in de plaats van het traditionele. De gevangenschap draagt weer bij tot versteviging van populariteit en positie; Nkrumah bv. droeg na de eerste keer een petje met de letters P.G. (Prison Graduate), de tweede keer werd hij prompt regeringsleider. Iets dergelijks dus als Banda, die uit het gevang voor een constitutionele conferentie naar Londen vertrok en als Lumumba, die ogenknipperend naar de conferentie te Brussel toog. Met enige fantasie zou men hieruit een politieke wetmatigheid kunnen destilleren, die zeker niet tot de hiergenoemden beperkt bleef, maar toch wel vooral tot de Britse paedagogiek moet worden gerekend. De leiders uit de Franse gebieden maakten niet zo'n druk gebruik van de gevangenis. Slechts een enkeling, zoals Sylvanus Olympio van Togo werd (en dan nog wel door Vichy) geïnterneerd.
Terwijl we eraan gewend waren geraakt dat buiten (en in) Europa de generaals regeren, schitteren deze door afwezigheid in Zwart-Afrika, een uitzondering als kolonel Mobutu daargelaten. Waar geen leger is zijn geen generaals, zodat er plaats is voor de onderwijzers, leraren, artsen en advocaten; Plato's ideaal lijkt (haast) in vervulling te gaan. De helft of meer van de nieuwe Afrikaanse leiders is bij het onderwijs geweest, vooral die uit de Franse gebieden: Modibo Keita van Mali, Mamadou
Dia van Senegal, Hamadi Diori van Niger, Hubert Maga van Dahomey, Maurice Yameogo van Opper-Volta, Philibert Tsiranana van Malagasy. Léopold Sédar Senghor, een van de meest begaafde Afrikanen, doceerde o.m. aan het befaamde Parijse Lycée Louis-le Grand. Hij had deelgenomen aan de Résistance an maakte ook grote naam als dichter. Maar ook in overig Afrika stond het onderwijs niet stil: dr. Kwame Nkrumah; dr. Nnamdi Azikiwe, Alhaji Sir Abubakar Tafawa Balewa en dr. Obafemi Awolowo van Nigeria; Julius Nyerere van Tanganjika en Joseph Kasavubu beoogden aanvankelijk niet anders dan een rustige loopbaan als docent.
Kasavubu had priester willen worden, maar zag er tenslotte van af. Fulbert Youlou daarentegen, premier van Congo (Brazz.) werd abbé en bleef zijn soutane dragen ook nadat de R.K.-kerk hem in 1955 uit zijn priesterschap had ontzet wegens zondiging tegen verschillende geboden. Hij trouwde echter niet, vermelden objectief zijn biografische data.
Na de onderwijzers en leraren komen de burgemeesters aan bod, hoewel deze veelal dezelfde (Franse) figuren zijn in een later stadium. De meesten zijn bedaarde lieden, die zich bij het bepalen van hun politiek (nog) meer richten op Frankrijk dan op Afrika, of om met de avant-garde van