hem Lincos doopte. Het is een dik boek waarin deze taal beschreven wordt, maar het is mogelijk in het kort uiteen te zetten hoe het werkt.
Van alles waarover we spreken kunnen is de wiskunde het sterkst geformaliseerd, zodat het voor de hand ligt daarmee te beginnen. Op de manier waarop dit artikel begon wordt een onzer buitenaardse broeders duidelijk gemaakt hoe we: ‘een’, ‘twee’, ‘drie’, ‘vier’, ‘plus’, getal’, ‘groter dan’, ‘hieruit volgt’, ‘of’, en nog een heleboel mathematische en logische dingen zullen noemen. We doen dit met radiosignalen van verschillende duur en verschillende golflengte. Als dit eerste hoofdstuk behandeld is zijn we zover als de twee wiskundigen die in een gevangenis zaten en door kloppen op de verwarmingsbuis contact onderhielden zonder vooraf een code te hebben afgesproken. In de tweede fase gaan we de tijdrekening aanleren. Na een fluit van drie seconden zenden we het getal 3, na een fluit van vier seconden de 4, net zo lang tot ze begrijpen wat een seconde is. Ook de begrippen ‘begin’, ‘voor’ en ‘na’ worden ingevoerd.
In de derde fase worden begrippen uit het menselijk gedrag aangeleerd en wel door middel van kleine gesprekjes, die eerst alleen maar over wiskundige of chronometrische onderwerpen kunnen gaan, maar op de duur steeds interessanter kunnen worden. De begrippen ‘hij zegt’, ‘Wie?’, ‘goed!’, ‘fout’ worden begrepen. Door wiskundige spelletjes worden ‘winnen’, ‘fiches betalen’, ‘bluffen’, ‘remise’ bekend.
Tenslotte wordt in de vierde fase de mechanica behandeld. We mogen aannemen dat onze leerlingen op de hoogte zijn van de belangrijkste natuurkundige wetten, anders zouden ze geen radioboodschappen kunnen ontvangen (tenzij ze dat gewoon met de oren doen). Nadat begrippen als ‘plaats’ ‘hier’ en ‘beweging’ zijn duidelijk gemaakt, delen we mee dat de maximale snelheid 300.000 kilometer per seconde bedraagt. Daar de lichtsnelheid een kosmische constante is en ze onze seconde al kennen, weten ze dus nu onze lengte-eenheid,
de kilometer. Op dezelfde manier kunnen ze uit de formulering van de gravitatiewet onze massaeenheid afleiden. En nu kunnen we heel concreet worden: van een lijst sterren geven we de massa's en afstanden. We wijzen in het bijzonder op één ster: onze zon. We noemen de planeten die om de zon draaien (te identificeren door de massa's) en richten de aandacht op één speciale planeet: de aarde. Tenslotte seinen we dan, niet zonder trots ‘Hier de Aarde’ en delen we mee dat er mensen op Aarde zijn, en of ze maar antwoord willen geven. Daarna gaat alles vanzelf. De eerste loodjes wegen nu eenmaal het zwaarst bij het leren van een taal. We zouden onze correspondenten bijvoorbeeld kunnen uitleggen hoe ze een televisietoestel moeten bouwen, waarna we ze alle woorden leren door de bijbehorende voorwerpen op de televisie te vertonen. Maar dat is later zorg.
Behalve een kosmische verkeerstaal, heeft prof. Freudenthal ons nog iets anders gegeven, namelijk een definitie van de mens. Hierbij kunnen de biologen ons immers van weinig nut zijn. Wanneer de eerste mensen op Mars landen kan het zijn dat ze daar twee soorten wezens aantreffen. De eersten zijn 1 m. 80 lang en hebben twee benen, twee armen, twee longen, twee neuzen, twee ogen en twee oren, maar het geestelijk leven van een pantoffeldiertje. De tweede soort bestaat uit ragfijne draadjes van enkele meters lengte, die zich onophoudelijk in stukken delen, en waaraan kop noch staart is te ontdekken. Ze zijn echter zeer slim en kronkelen zich al spoedig in de vorm van Russische schrijfletters om met de ontdekkingsreizigers te converseren. Hoewel de eerste soort uiterlijk nog het meest op ons lijkt, zouden we dan toch geneigd zijn de tweede als ‘mens’ te betitelen.
We kunnen dus mensen definiëren als die wezens die Lincos kunnen begrijpen. Dat betekent niet dat ieder individu zo verstandig hoeft te zijn, het is voldoende wanneer de samenleving een paar geleerden oplevert die Lincos kunnen vertalen en hun wetenschap aan de anderen kunnen meedelen.
Zal men nu werkelijk op deze manier radioseinen het heelal in gaan sturen? Het is niet waarschijnlijk. Er worden wel miljoenen uitgegeven om raketten in de ruimte te krijgen, maar het blijft een geocentrisch genoegen. Als er al een boodschap uit zo'n satelliet wordt verstuurd is het president Eisenhouwer die de aarde toespreekt. Er is trouwens een goed argument om nog maar even te wachten: als er ergens in een ander zonnestelsel mensen zitten met een ont-