Verzen van een Vader
J.A. Emmens
adriaan morriën, Verzen van een Vader. De Bezige Bij, Amsterdam.
Poëzie is vooralsnog ondenkbaar zonder de liefde, de geliefde, de vrouw, de moeder, een kind, de vrouw als kind, een kind als dichter en de dichter als kind. Alleen de vader vervult bij het poëtische familieverband geen rol van betekenis: bij schijnt tot de minst dichterlijke wezens ter wereld te behoren. Dit geldt voor de vader in het algemeen, het geldt in het bijzonder ook voor de vader die de dichter zelf is. Van Petrarca vernam men weinig over zijn vrouw en kinderen; over Beatrice daarentegen zou hij eenvoudig niet meer tot zwijgen worden gebracht, evenmin trouwens als tegenwoordig nog zijn commentatoren. Als ik mij wel herinner, hebben alleen de domineedichters uit de vorige eeuw zich even positief als uitvoerig over het vaderschap uitgelaten, maar hun rollende rijmen tellen sinds lang niet meer mee.
Het is daarom, litterair gesproken, moedig van Adriaan Morriën om een poging te doen uit zijn vaderschap dichterlijke munt te slaan. Het is overigens bij een poging gebleven. In de
Verzen van een Vader wordt het vaderschap voornamelijk in de reeds bekende termen: liefde, geliefde, vrouw als kind, dichter als kind enzovoort (zie boven)
beleefd. Men zou kunnen veronderstellen dat de liefde de dichter Morriën blind heeft gemaakt, want de vader van deze verzen is, zoals de meeste vaders, verliefd op zijn dochters. Maar zijn verliefdheid is te bewust en te openlijk sensueel: andere vaders verdringen deze gevoelenss en krijgen daardoor die typische vaderlijke wrevel over zich die in deze bundel ontbreekt.
Dit gebrek aan wrevel is overigens karakteristiek niet alleen voor de vader, maar ook voor de dichter Morriën die zijn mededelingen veelal pleegt te presenteren in fondant, ook wanneer de blanke bolster een wat ruwere pit blijkt te bevatten. Vergeleken bij de wat ruwere pitten in Morriëns poëzie, zoals bijv. enkele gedichten in een helder parlando in Vriendschap voor een Boom, vallen de Verzen van een Vader voor mijn smaak in het niet. Ze zijn onregelmatig in hun regelmatig voorkomen van telkens twee strofen, aarzelend abstraherend en aarzelend sensueel, en al te omslachtig in hun geserreerdheid. Ze bevatten soms sympathieke overwegingen, waar weinig verrassende regels en nu en dan een vrij zonderlinge formule.
‘Als ik moest kiezen tussen leven / en niet-zijn koos ik voor mijzelf het laatste’. Waarom ‘als’, vroeg ik mij af, totdat mij werd onthuld dat de vader voor zijn kinderen had gekozen. Mij nu, lijkt het volmaakt overbodig om op de weg van alle vlees met het woord ‘keuze’ te gaan paraderen, zeker wanneer men, als de dichter Morriën, de liefhebbende vader is van een paar aanvallige dochters. Hij had eenvoudig geen keus.