De Nederlandse staalindustrie
E. Damen
In de zes landen West-Duitsland, Frankrijk, Italië en Benelux, tezamen vormende de Europese Gemeenschap voor kolen en staal, bedraagt de staalproduktie in 1960 iets meer dan 70 mln ton; daarvan komt 2 pct op rekening van bedrijven in Nederland. Het grootste deel van die Nederlandse produktie komt van de Kon. Ned. Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden, die het enige volledig geïntegreerde Nederlandse ijzeren staalbedrijf vormen. Hoogovens zijn bezig met de realisering van verschillende uitbreidingsplannen, maar aangezien ook in andere landen nog uitbreidingsplannen in uitvoering zijn, is nauwelijks te verwachten, dat de Nederlandse staalproduktie na realisering in 1965 van de thans bekende uitbreidingsplannen meer zal uitmaken dan 3 pct van de totale EGKS-produktie en amper 1 pct van de totale Europese produktie, daarbij dan de gebieden onder Russische invloed nog niet meegerekend.
Hoewel het staalverbruik in de periode tussen 1915 en 1960 enorm is toegenomen, heeft bij Hoogovens tot ± 1950 niet veel uitbreiding plaats gehad. Bij de totstandkoming van de produktie in IJmuiden in de jaren twintig werd een produktie van uitsluitend SM-staal opgezet, wat toen kwalitatief het hoogstwaardige staal was en o.a. werd afgenomen door de Nederlandse scheepsbouw. Toen Hoogovens goed begonnen te draaien, remde de crisis der dertiger jaren de expansie af. Na 1945 was een wederopbouw van het bedrijf noodzakelijk. De eerste grote uitbreiding lag toen in de verwerkende sector door de creatie van Breedband. Zowel door de bouw van hoogovens voor de produktie van ruw ijzer als door uitbreiding van de staalfabriek (met ovens voor SM-staal en met converters voor blaasstaal) zijn de produktiecijfers van Hoogovens snel omhoog gelopen. Ze passeerden al lang de grens van 1 miljoen ton, zullen binnenkort de 2 miljoen per jaar naderen en zullen omstreeks 1965 op ongeveer 3.000.000 SM-staal en LD-staal per jaar liggen. Dan zullen na realisering der nieuwste uitbreidingsplannen niet alleen dikke en dunne platen, buizen en blik worden gemaakt, doch zal Hoogovens tevens treden in de produktie van z.g. niet-platte produkten, zoals staven en betonstaal, in het algemeen belangrijk materiaal voor de bouwnijverheid, terwijl tevens enig halffabrikaat kan worden verwacht ten behoeve van verwerking in de draadindustrie (walsdraad).
Een zeer aanzienlijk deel van de investeringen, die gemoeid zijn met de verwerkelijking van lopende of voorgenomen uitbreidingsplannen kan Hoogovens financieren uit de winst. De huidige liquiditeit is zelfs zo groot, dat men daarmede al over de helft van de kosten komt. Geschat kan worden - maar meer dan een slag in de lucht is het niet - dat 25 tot 30 pet van de investeringen betaald kan worden uit winsten van 1960 tot en met 1964, zodat er een beroep op de kapitaalmarkt te becijferen valt, dat in de orde van grootte van f 100 mln zou komen te liggen. Het laatste uitbreidingsplan, dat de vorige week is gepubliceerd, vergt een totaal bedrag van circa f 300 mln, dat voor ongeveer de helft bij de Nederlandse industrie kan worden geplaatst; verschillende belangrijke installaties worden hier te lande echter niet gemaakt.
Meer nog dan met voorafgaande uitbreidingsplannen sinds 1945 hebben Hoogovens met dit laatste plan, waardoor de produktie op iets meer dan 3 mln ton staal per jaar zal komen, hun terughoudende expansie-activiteit van vroeger doorbroken, vooral nu door de bouw van anders geaarde walsinstallaties een nieuwe richting (de ‘niet-platte’) wordt ingeslagen. Daarmede is namelijk voor verdere expansie in de richting van een zeer groot produktieprogramma, dat ten slotte alle staalbasisprodukten en halffabrikaten kan omvatten, de mogelijkheid geschapen. In hoeverre de aanwezige mogelijkheid zal leiden tot reële uitbouw der produktie zal van vele factoren afhangen, economische, technische, zelfs politieke.
Daarom is het uitbreidingsplan dat de vorige week is bekendgemaakt, meer dan de wel plezierige expansie van een industrie, die het wèl gaat: er is een drempel overschreden, waar Hoogovens al lang tegenaan zaten te kijken en tot welker overschrijding een deel van de Nederlandse industrie Hoogovens al lang graag een zetje wilde geven. Een van die zetjes was in 1955 enige actie van de kant van de Nederlandse draadindustrie, die toen van Hoogovens te horen kregen, dat men enkele jaren geduld moest hebben, een eerlijk, maar geen tactvol ant-