lijk eenzijdig aan de kant van de waarheid en de rechtvaardigheid staan’, zo schrijft hij niet zonder pretentie.
Ik geloof dat de heer Hermans zijn critici onderschat. Het boekje is niet alleen eenzijdig, het is een leugen omdat het halve waarheden vertelt en omdat de schrijver zaken, die niet in zijn betoog te pas komen, eenvoudig weglaat of ze, naar ik vrees, niet eens kent.
Wie wil voorlichten over een kwestie waarover de meningen uiteenlopen, hoeft waarlijk niet neutraal te zijn. Hij mag best ‘partij’ zijn. Maar hij dient er toch wel blijk van te geven dat hij alle kanten van het vraagstuk heeft bestudeerd. Dat de schrijver dat niet heeft gedaan, kan zonder moeite worden aangetoond.
De heer Hermans is namelijk zo beminnelijk geweest aan zijn boekje een lijstje van ‘benutte literatuur’ toe te voegen. Wanneer men afziet van de historische werken, komt er geen enkel boek op voor dat geacht kan worden het Franse standpunt weer te geven. Het is pro-FLN-literatuur wat de klok slaat.
Met het Franse standpunt bedoel ik niet de mening van de ultra's (ofschoon Soustelle intellectueel genoeg in zijn mars heeft om hem in elk geval te lezen). Ik bedoel er zelfs niet het standpunt van de Franse regering mee. Maar de heer Hermans blijkt zelfs het boek van Raymond Aron niet te kennen die er ten aanzien van Algerië zeer radicale standpunten op na houdt maar die zich in elk geval niet tot fraseologie beperkt.
De schrijver besteedt uitvoerig aandacht aan het koloniale verleden van Algerië. Daar zou op zichzelf niets op tegen zijn wanneer dit op een zakelijke manier was gebeurd hetgeen een afwijzend standpunt bepaald niet hoeft uit te sluiten. Maar de heer Hermans doet het op een larmoyante wijze
alsof hij ons allerlei opzienbarende dingen aan het vertellen is.
Nu is het behalve tot de meest verharde conservatieven wel doorgedrongen dat het kolonialisme bepaald geen tijdperk was waarop Europa onverdeeld trots kan zijn. Onze voorvaderen schiepen waarlijk geen koloniale rijken omdat zij zo diep begaan waren met het lot van de daar levende bewoners. Het ging hun voornamelijk om macht, geld en grondstoffen en dat zijn ethisch nu eenmaal niet de meest hoogstaande motieven.
Maar het is ook dwaasheid het kolonialisme te beoordelen met behulp van een twintigste-eeuwse bril, even dwaas als het is de Inquisitie of de Kruistochten te meten met onze maatstaven. Zeker nu het kolonialistische tijdperk van het Westen bijna ten einde is, mag van iemand die wil voorlichten worden verwacht dat hij het beoordeelt vanuit die tijd. De heer Hermans bedrijft daarentegen historie met behulp van verontwaardigde uitroep- en aanhalingstekens.
De heer Hermans wijst er ook met geen woord op dat het probleem Algerië (met Kenya en Zuid-Afrika) in zoverre van het normale koloniale stramien afwijkt dat de Fransen in Algerië er dikwijls al generaties wonen en zichzelf ook als Algerijnen beschouwen. Het is juist deze situatie die een oplossing zo moeilijk maakt en er een tragisch karakter aan geeft.
De schrijver is zelfs niet in staat zijn vooringenomenheid te verbergen bij het aankondigen van zakelijke documenten. Terwijl onverdachte nationalisten als Bourguiba de voorlopige Algerijnse regering proberen te bewegen op de voorstellen van De Gaulle in te gaan, schrijft Fons Hermans over De Gaulle: ‘Het is moeilijk het officiële