De Maagdenbron
De Maagdenbron van Ingmar Bergman is al voldoende geprezen, maar op één onderdeel ervan is geloof ik nog te weinig de aandacht gevestigd: het geluid. In iedere geluidsfilm is het geluid natuurlijk van belang: het gesproken woord om ons te laten weten wat er precies aan de hand is, de muziek (dikwerf aanzwellend) om het effect van de beelden te versterken, en de gewone dagelijkse geluiden als een bevestiging van wat we zien: de knal van het pistoolschot, het piepen van de opengaande deur, etc. Wat in De Maagdenbron nu zo opvalt is, dat die laatste categorie van ‘dagelijkse geluiden’ zo'n intrinsieke functie vervullen, dat zij zich verheffen boven de gewone dagelijkse geluiden en de taak overnemen van de (dikwerf aanzwellende) achtergrondmuziek. Deze indruk is zo sterk, dat men zelfs gaat twijfelen aan de noodzaak van de psalm, die aan het einde, als de bron ontspringt, als achtergrondmuziek op klinkt.
Het begint al bij de eerste beelden, als de dienstmaagd het vuur aanblaast. Dit blazen in de stilte leidt ons onontkoombaar de primitieve middeleeuwen binnen. Hoe verder de film dan vordert, hoe betekenisvoller de geluiden lijken en hoe meer zij de behandeling gaan versterken, inplaats van ze domweg te begeleiden. Het vreemde, betoverende fluitje van de herders. De klanken die de stomme voortbrengt. Het hijgen bij de verkrachting. Het vogelpiepende gehuil van het ontluisterde meisje. De klap (tok!) als het meisje met een knuppel wordt doodgeslagen. Het overgeven van het jongetje. Het geknars van de stang, waarmee de moeder de moordenaars opsluit. Het geluid waarmee de vader het mes, waarmee hij de aanranders zal vermoorden, in de tafel drijft. Het haangekraai bij het opgaan van de zon. De naar adem snakkende moordenaar, die door de vader gewurgd wordt. Daarna, als de wraak gekoeld is, de vogelgeluiden buiten, en tenslotte het geruis van het water als de bron ontspringt. Al deze geluiden zijn volkomen functioneel, er is er niet een bijgedaan om een bijzonder effect te verkrijgen, maar zij zijn in wat een compositie van klank en stilte lijkt zo geplaatst, dat zij behalve een illustratieve, ook een versterkende functie krijgen. Het sterkst is deze impressie bij het omverhalen van het berkenboompje door de vader, als hij twijgen nodig heeft voor zijn saunabad. Het geruis van het boompje geeft zo'n indruk van (machteloos) verzet, dat deze scène moeilijk anders kan worden gezien dan als een pendant van de verkrachtingsscène.
N.S.