dat de afschaffing allang gebeurd had moeten zijn, en zorg nu dat het volgende week eindelijk in orde is. Voor hen die zich niet met hun humeur kunnen behelpen, is het meest respectabele argument, dat ik bij deze gelegenheid weer een paar keer ben tegengekomen: de maatschappij ontneemt zichzelf op deze manier de kans om te weten te komen wat de moordenaars bezielde, en op grond van die wetenschap herhaling te voorkomen. Dat lijkt mij niet in het minst overtuigend. Het doet denken aan het argument tegen de wet op de straatprostitutie: waar het om gaat, dat is te ontdekken wat de klanten naar de prostituées drijft. Ik zie al een commissie die het huwelijksleven van de klanten gaat onderzoeken, vervuld van hervormingsijver en van de gedachte dat alles in de maatschappelijke orde tenslotte precies zou moeten passen en iedereen bevredigen. Hoe ethisch kun je wel worden? Moordenaars moeten er zijn, en het lijkt mij een misschien niet helemaal onware, maar veel te onpraktische opvatting dat het nooit zover gekomen was als wij maar lief tegen ze geweest waren. Zeg dan liever meteen dat zij uit naam van ons allen uitdrukking geven aan het menselijk tekort.
Mijn tegenzin tegen de lektuur van ingewikkelde litteraire dromen, met telkens verschuivende situaties en een ondertoon van onmetelijke betekenis, wordt geregeld vernieuwd wanneer ik mij 's morgens eigen dromen herinner, altijd zeer zakelijk en vaak nogal humeurig. Het sterkste geval deed zich dezer dagen voor toen ik bij het wakker worden juist ruzie gemaakt had met een kellner. Het was een magere man met een deugdzame glimlach, en hij had een leerling-kellner schuin achter zich staan, die iets opstak over hoe je zo'n geval aan moet pakken. Onderwerp van de ruzie was dat hij beweerde dat ik zoete vermouth had gedronken met nog iets anders zoets er doorheen, ik weet niet meer wat; ik beweerde dat het gewoon een dry Martini was geweest. Ach nee meneer, zei hij op de matte eigenwijze toon van iemand die zich niet meer vergist na zoveel jaren in het vak; en ik wond mij geweldig op, dat ik niet zou weten wat ik gedronken had en ook niet in het algemeen dat de hoestdrank waar hij het over had mijn keel niet inkwam.
Het was voorzover ik weet niet meer dan een kort fragment, van vier of vijf replieken; de oorzaak was misschien het onuitstaanbare geluid van de telefoon die belde, 's ochtends om acht uur.
Houd je glas goed vast, neem een slok, ik heb nieuws: ik ga trouwen, zei B. Mooi! Mooi zo, zeker in haar geval, want haar oogopslag was er kwieker van geworden en haar toon persoonlijker. Het kwam er zelfs van, in de loop van de avond, dat zij mij ging verwijten dat ik haar aanstaande echtgenoot niet de pas had afgesneden. Afgezien van de vraag of zij dat bepaald betreurde: het ging erom dat zij mij er op die manier nooit zag komen, zo terughoudend. Je doet nooit zó, zei ze, met een krom vingertje naar zichzelf wenkend; en het zou toch best soms eens leuk geweest zijn om ‘goedenacht te zeggen’.
Jawel, jawel, maar... Ik wil van zulke dingen dat ze het een of het ander zijn, en in dit geval kon het geen van tweeën zijn, wel bijna misschien, maar niet helemaal, en dat wordt dan al gauw akelig, en als je dat nu bij voorbaat inziet, van keren toen je minder terughoudend geweest bent... O, zei B., zo druk hoef je je over een vrouw niet te maken, daar kunnen wij wel tegen; dat is eigenlijk een beetje zelfoverschatting van je. Ja, daar zit misschien wel iets in; maar als ik het zelf ook akelig zou vinden, of zo?
Mijn verweer werd er schichtig onder, want de gedachte die ik vroeger eigenlijk niet eens gehad had drong zich nu op, zo was B. al in bloei gaan staan; zelfs haar figuur was er beter van geworden, zij bewoog zich in die trant van hier-moet-je-zijn. Erger nog, toen zij weg was werd ik overvallen door een besef van dor gemis, alsof mijn hele leven leegliep bij het vooruitzicht dat ik haar niet meer eens in de paar weken even spreken zou. Wat was er dan jongetje? Had je dan spijt? Dacht je dan had ik maar?
Nee, nee, dat was het niet. Het antwoord was nergens te vinden. Er zal wel weer iets anders geweest zijn, indertijd op zij gezet, dat deze kans benutte om zich te wreken. Gaat dat zo? Dagen lang met hangend hoofd; en maar weer afwachten tot het overgaat.