Horizontaal, verticaal
A. Nuis
‘Sommige mensen zijn in hun denken verticaal, andere horizontaal’, zo begint het laatste Kleine Manifest van K.L. Poll (H.W. 9 nov.). Aha, denk ik, dat wordt een apotheose van de diagonaal denkende mens, want ik ken mijn Poll. Ik stel het me al voor: ‘Zo vormen de verticalen en de horizontalen een assenkruis waartussen wij ons als een grillige curve vrij voortbewegen, soms asymptotisch tot één van beiden naderend, maar nooit geheel er in opgaand’.
Maar nee. Deze keer heeft hij een duidelijke voorkeur voor één van de beide helften waarin hij het mensdom verdeeld heeft. De verticalen zijn de partijkiezers, de gelijkhebbers; de horizontalen zijn de mensen die ‘zoeken naar overwegingen die het gelijk van de absolute gelijkhebbers en van henzelf relativeren’. Poll kiest nu, een beetje defensief trouwens, partij tègen de partijkiezers. Met die inkonsekwentie doet hij zijn stijl geweld aan.
Die stijl is namelijk, in dit en in vele andere artikelen van Poll, de stijl die bij uitstek geschikt is voor meditaties volgens het schema: Jantje is zus, Pietje is zo, hebben we niet allemaal iets van Jantje zowel als van Pietje? Zulke meditaties zijn altijd wààr, als ze maar volgens de regelen der kunst geschreven worden; Jantje en Pietje moeten geen bestaande personen zijn, maar herkenbare extremen, alleen gecreëerd om met elkaar verzoend te worden. Zo is Poll ook in zijn manifestje te werk gegaan: aan de éne kant een karikatuur van de onverdraagzame, aan de andere kant van de verdraagzame. Dan komt de zwaai: in de laatste zin wordt de ‘horizontale’ verdraagzame in het bestaanbare getrokken (‘Daarmee is niet gezegd dat zij... nooit tot een keuze komen - dat kan geen mens...’). De ‘verticale’ onverdraagzame blijft er zielig bijstaan, niet zozeer omdat hij door Poll wordt afgewezen, maar omdat hij karikatuur blijft, in feite dus niet bestaat. Is Poll dus, door de valstrikken van zijn eigen stijl, tegen een zelfgemaakte windmolen gaan vechten? Ja, maar dat is het vervelendste niet; zijn schrijfvorm heeft hem ernstiger parten gespeeld. Zijn ‘verticaal’ is weliswaar een karikatuur, en er worden geen namen genoemd, maar men krijgt wel degelijk de indruk dat Poll er bepaalde mensen mee bedoeld heeft. Voor die mensen - ik herken flarden van uitlatingen van mezelf en anderen - is dat irritant, want ze kunnen moeilijk protesteren als zij in slecht gelijkend effigie, zonder naamkaartje, in het openbaar worden verbrand. Poll's onorthodoxe voortzetting van een vriendelijke meditatie betekent daarom niet alleen een slag in de lucht, maar ook een steek onder water.