Een beetje toneel
L.Th. Lehmann
De gelegenheid waar ik heen ben geweest was niet eens een première. Toch was het wel iets bijzonders, de (Amsterdamse) voorstelling van ‘Test’ met drie korte stukken; Het Huis van Sybren Polet, De Seinpaal van Paul Rodenko en De Knop van Harry Mulisch.
Men is het allang afgewend recent toneelwerk als een Hollandse aangelegenheid te beschouwen. Kort na de oorlog zouden we Jan Pietersz. Coen van Slauerhoff eens zien; een schertsfiguur in functie meende het te moeten verbieden. Jan de Hartog vertrok naar Amerika, waar hij wel betaald maar terecht ook niet au sérieux genomen werd en wie Rooie Sien geschreven heeft mogen de goden weten. Laat echter geenszins de ongelijksoortige hier opgenoemde verschijnselen aanleiding geven tot de semi-intellectuele gemeenplaats dat Nederland toch maar niets is. In welk land in Europa of Amerika heeft een waarlijk eerste klas auteur voor het toneel geschreven sinds Molière? Yeats? Nou ja, hm. Tsjechof? Ik ken geen Russisch, de vertalingen kan ik niet uitstaan, maar ik heb wel het gevoel dat er iets is om niet uit te staan. Ibsen? Enige diepe zuchten. En nu? Waar hebben we eigenlijk tegen te concurreren behalve wat handigheid en succes?
Van Sybren Polet zag ik voor het eerst iets op het toneel. In Het Huis wil hij het hele leven van een echtpaar in een half uur geven. Wat de verkorting van de tijd, aldus beoogd, betreft, kan men rustig zeggen dat hij gefaald heeft. Het zijn korte scènes waarin veel gebeurt, maar waarin op zich zelf niets sneller gaat. Het ontvangen van gasten b.v. duurde even lang als het in werkelijkheid duurt. Deze scène wees ook op een ander technisch gebrek. Wie een stuk schrijft voor twee personen moet ook maken dat twee acteurs genoeg zijn. Hier moest af en toe het toneel gevuld worden met Nel Oosthouterigheid en Ruth Draperie. Het was mij ook niet duidelijk, waarom in het begin de acteurs moesten wedijveren met een oorverdovend gebel en getingel, dat hun ook enige malen te machtig was. Moest het soms de tijd aanduiden? Het leek tenminste op de bekende compositie ‘In de Klokkenwinkel’. Toch sprak Sybren Polet door de monden der acteurs nog over zo veel ‘fundamenteel menselijke’ zaken, dat er inderdaad ontroering van zijn stuk kon uitgaan. Het was geen succes, maar geenszins onsympathiek.
Daarna kwam de beruchte verbolleboze Rodenko aan wat men in dat geval wel bij uitstek het woord mag noemen. Wat men hier kreeg was meer een scène. Er was tenminste iets op het toneel, een seinpaal met echt licht, een huisje en een lijk met een courant. Geen rails, naar ons nog herhaaldelijk verzekerd werd. Ook was er een milde striptease tot op een zwart maillot, kortom er was wat meer te zien. Maar dan; ook Rodenko had aan zijn personen niet genoeg (waar zijn Johnny en Frans gebleven?) en als de zaak eenmaal op gang is krijgt men woorden, grote, luide en holle woorden. Er worden symbolen gesuggereerd, maar men weet niet goed van wat. Alleen is het overduidelijk dat treinen orgasmen betekenen. Maar was die laatste trein nu een trein of water, zoals de vrouw beweerde? Enfin; een orgasme was het toch, maar Rodenko had toen maar een echte trein over het toneel moeten laten rijden om het gezwets te beëindigen.
Tenslotte kregen wij Mulisch; op het toneel geen nieuweling. Hij is als schrijver niet bijzonder subtiel, hij schuwt ook geen grove effecten. Maar zijn effecten zijn er tenminste! Zijn stuk is ook inderdaad een toneelstuk. Er is een vertrek, waarin zich twee maarschalken bevinden, met één bed, één nachthemd en één uniform, en dat is voldoende. De buitenwereld komt geheel logisch binnen, per telefoon. Het jongetje (meisje) in een regenboogtruitje, dat de uniform borstelt, de laarzen poetst, het bed opmaakt en af en toe iets door een w.c. spoelt, is eigenlijk niet eens strikt nodig, maar helpt leven in de ‘brouwerij’ houden. Ook hier was verbiage zonder meer, maar het was tenminste eerlijk nonsens en geen quasi-symboliek. Het toneel is ook volgezet met rommel, die inderdaad meedoet en welk groter compliment kan men een décor maken.
Het verhaal is de uiterste vereenvoudiging van de ‘push button war’. Twee maarschalken van het Noordelijk halfrond zijn de enige personen die de macht hebben op de knop, die als een flinke witte kaas onder een plastic stolp ligt, te drukken. Hierdoor zal in 15 seconden het Zuidelijk halfrond geheel verwoest worden, maar dan kan er nog na 10 seconden op een knop in het