Reacties van lezers
Een agrarisch gezichtspunt
De heer E. Damen is ongetwijfeld een goed econoom. Hij zal ook geweten hebben wat hij bedoelde en zich bewust zijn geweest van wat hij opschreef, toen hij in het nummer van 19 oktober zijn artikel ‘Europese Landbouw’ componeerde. Ook zal hij zich niet ontveinsd hebben, voor wie hij schreef. Over wie, dat is een andere kwestie! Maar waarom zal ik de boeren verdedigen tegen zijn aantijgingen? Zij doen dat zelf, dag in dag uit, metterdaad. Het is alleen jammer voor de heer Damen, dat hij zijn overigens knap doortimmerd betoog moest funderen op hoogst emotionele kleuter-rancunes - een overtuigde toon overtuigt op zichzelf slechts outsiders, niet-weters. En daarom moet hij even aan de kaak worden gesteld. Wat de heer Damen in het algemeen van de boeren beweert (uitgezonderd dan die van Israël en de Indonesische kampongs) is mythe, en als generalisatie brutaal gelogen. Ook de Nederlandse boeren zijn zo niet, het eigen systematische onderzoek des heren Damen, van kleuter-af, ten spijt. Misschien heeft hij zijn eigen relatie tot hen goed bestudeerd, die van de ‘anderen’ tot de agrariërs, en hen voornamelijk met het oog daarop - de boeren zelf heeft hij niet leren kennen, althans niet onbevoordeeld. Hij ziet hen slechts als functie in, niet als de grondslag van iedere volkshuishouding.
Zijn antithese tegenover mijn these, die in historisch perspectief nooit is bestreden, laat staan weerlegd. Maar, zal hij zeggen, de historische verhoudingen zijn nu radicaal gewijzigd en wel in die zin, dat ten onzent de onmisbaarheid van de agrarische sector in beginsel is komen te vervallen: de vlucht van de techniek, de eenheid van de wereld... (althans Europa en de ‘vrije’ wereld)! Verdeel de krachten dus wat efficiënter, specialiseer, verdrijf het spookbeeld van enige ‘regionale’ autarkie voor eens en voor altijd tot achter iedere horizon! Dit zijn de feiten, waarmee wij moeten leven.
Feiten? En: leven? Ik kan niet geloven, dat een zo hachelijke illusie tot grondslag zou mogen dienen voor ons, zelfs economisch, denken. Gelijk iedere kleine maatschappij, is ook die van de zogenaamde ‘vrije’ wereld in sociaal-economisch opzicht géén eenheid, maar hoogstens een gemeenschappelijk avontuur, dat inwendig het karakter heeft van een totale net-niet-burgeroorlog - zoals dit altijd al zo is geweest - en des te hachelijker voor ons, nu, omdat dit voor ons actueel is (dus niet als afgesloten periode achteraf te overzien valt) en omdat onze vermoeienis samen met graag aanvaarde schone schijn ons bedriegelijk beïnvloeden. De fundamentele feiten waarmee wij moeten leven vormen altijd het alomtegenwoordige latente gevaar van oorlog van allen tegen allen. Dit is de achtergrond waarvóór, tijdelijk, zolang het duren mag, altijd reeds vrede mogelijk is geweest, is en misschien zal zijn. Hiermee moet ook ons economisch handelen rekening houden, hiervoor moeten wij altijd ‘regionaal’ ook economische reserves beschikbaar hebben. Geen enkele nieuwe voorwaarde heeft zich mijns inziens voorgedaan sinds twintig eeuwen, die het Romeinse ‘si vis pacem, para bellum’ zou weerleggen. Dus geen ‘begrijpelijke, maar daarom evengoed laffe angst voor de honger’ zou ons er toe brengen ‘de boeren te cultiveren’, maar dit doet een helder inzicht in de werkelijke aard van onze levensomstandigheden.
En wat de boer als mens betreft, in zijn verhouding tot aarde en dier, èn tot zijn medemensen, de heer Damen zie slechts scherper om zich heen, zo hij daar tijd toe vinde...
Heerenveen
S. Sybesma