Duperronenterbraak
Op grond van de gedachte dat iedere publiciteit beter is dan helemaal geen, verdient Podium een woord van dank voor het opnemen van een stuk over niet alleen Tirade, maar ook het Hollands Weekblad. Verder hoeven de vriendelijkheden niet te gaan, want de schrijver van het artikel, Rudolf de Jong, heeft er het toonbeeld van een stuktegen van gemaakt, onder het vertrouwde devies van krom-of-recht, mijn standpunt. Een vermoeiend soort, de stuk-tegenschrijvers, voortdurend uit om iemand te betrappen op een regeltje ‘waarmee alles veroordeeld is’. Die methode komt natuurlijk goed van pas hier, want hoe zouden anders alle medewerkers van twee bladen in vijftien pagina's gekollektiviseerd kunnen worden? Wie er tegen in wil brengen dat er alleen een verwoed sektarisme in tot uitdrukking kan komen, moet weten waar hij aan begint. Het zou wel eens kunnen blijken dat hij met die paar woorden zichzelf geheel veroordeeld heeft. Het kan niemand iets schelen, bij de sekten, wat hij vindt; alleen dat hij de juiste dingen zegt.
In de toepassing komt het er bij De Jong zoals bij anderen op neer dat hij citaten laat betekenen wat hij wil. Het moet voor hem gezegd worden dat hij met loffelijke openhartigheid een demonstratie van zijn werkwijze geeft op een paar regels van A.L. Schneiders, over een ontmoeting met een paar jonge Basken; hoewel er in het citaat bijna overduidelijk staat dat het hun woorden zijn die geparafraseerd worden, bestrijdt hij ze puntsgewijs, met nummertjes, als opvattingen van de schrijver zelf.
Het uitgangspunt is, in het geval van het Hollands Weekblad, dat er indertijd in het prospectus een verwijzing heeft gestaan naar Du Perron en Ter Braak, en De Jong het zich tot taak rekent te laten zien dat de meeste artikelen sindsdien nooit door een van beiden geschreven hadden kunnen zijn. Het lijkt een beetje op de inkwisiteur tegen de ketters: hoe zouden jullie ooit iets van betekenis kunnen zeggen als je de oude leer verzaakt?
Een van De Jong's aanmerkingen op mijzelf is dat ik wel eens een gissing naar mijn stemming onder het werken onbeantwoord heb gelaten. ‘Hetgeen steriliteit betekent’. Dat het juist steriliteit kan betekenen om telkens tijd te verliezen aan het repliceren op de aanmerkingen van de eerste de beste, zal er bij hem niet in willen, als hij een echte stuk-tegenschrijver is: dan is voor hem de keus inderdaad tussen tegenspreken of zwijgen.
J.J.P.