Parlementaire kundigheid
Deze week in Straatsburg
E. Damen
De democratie functioneert soms onvolmaakt en evenzeer hebben parlementariërs soms hun tekortkomingen, doch niettemin zijn democratie en parlement belangrijke instituten van deze beschaving. Er zijn verschillende manieren om deze instituten te ondergraven; onredelijke kritiek op inkomens van parlementariërs, onredelijke kritiek op hun samenspraken en last not least onredelijke kritiek op hun ondeskundigheid. Indertijd heeft de Eindhovense economie-professor Wemelsfelder op een tamelijk discrete manier enkele van teleurstelling getuigende opmerkingen gemaakt over de mate van economische kennis bij politici, die over belangrijke economische vraagstukken beleidsbeslissingen moesten nemen. Hoewel de hoogleraar het niet denigrerend deed en duidelijk niet van boze fascistenzin was bezeten, werd hij door de hoedster der parlementaire tradities in ons land, de N.R.C., ogenblikkelijk forser op zijn nummer gezet dan de niet politiekervaren economist eigenlijk verdiende.
Naast het schuchtere Nederlandse geval Wemelsfelder staat het heel wat minder schuchtere en minder argeloze geval Schmölders, een oud Schacht-economist van het Derde Rijk met thans een vooraanstaande positie in Keulen en een scherpe pen, die naar aanleiding van een monetaire Duitse kwestie in een ietwat obscuur economistenclubje de Duitse parlementariërs onder de loep nam en min of meer openlijk concludeerde, dat het slecht regeren is met zulk een ondeskundig gemeenplaatserig gezelschap. In tegenstelling tot het geval Wemelsfelder, die m.i. te goeder trouw was, heeft niemand S. op zijn vingers getikt.
Deze kleine incidenten mogen in herinnering worden geroepen, nu deze week het Europese Parlement in Straatsburg drie belangrijke resoluties gaat behandelen: een over de landbouw, een over de handelspolitiek en een over de energie. Bij het ontwerpen van de concepten hebben parlementariërs uit de zes landen van de Euromarkt hun medewerking verleend; het energieconcept is gebaseerd op het rapport Posthumus, dat deze vrijwel in zijn eentje gedurende een jaar moeizaam heeft samengesteld. De kritici der parlementariërs in de zes landen moesten de ontwerp-resoluties en de daarbij behorende rapporten eens lezen. Het rapport over de handelspolitiek (van mr. Blaisse der christendemocratenfractie) is een der zeldzame voorbeelden hoe van het parlement uit een subtiele diplomatie kan worden bedreven in een zo moeilijke structuur als de verhouding van de E.E.G.-landen onderling en samen met elkaar tot de buitenwereld, inzonderheid tot de z.g. ‘Zeven’ en Amerika. Het rapport over de energie verliest niets aan zijn inhoudrijke waarde door het feit, dat een interexecutieve werkgroep van leden der E.E.G.-commissie bezig is tussen kolen en olie en regeringen en sociale belangen en economie een uitweg te zoeken, die niet bestaat. Ten slotte is het rapport over de landbouwpolitiek van de E.E.G. een heel goed voorbeeld hoe parlementaire groepen zich toch kunnen laten gelden wanneer ze overstemd worden. De landbouw in de E.E.G. is nu eenmaal een moeilijk punt, waarbij de Duitse boeren - tegen de inzichten van de Duitse industrie in - hun wil proberen op te leggen aan de rest van Europa (E.E.G.). De socialisten zijn er in alle landen vierkant tegen en bij de socialisten hebben zich verschillende parlementariërs aangesloten, o.a. alle Nederlandse, ongeacht hun politieke kleur.
Zelfs indien dit verzet niet zal baten, is de aanpak van het landbouwprobleem in de socialistische fractie en in de hele Nederlandse afvaardiging naar het Europaparlement van dien aard geweest, dat de autarksten en dirigisten uitermate op hun hoede zullen zijn.
Het Europese parlement is nog niet helemaal een ‘echt’ parlement, maar het is in zoverre wel ‘echt’ dat het als forum van de Euromarkt grote waarde heeft voor de opinievorming, zowel over Europees-politieke zaken als over economische kwesties. Misschien zou men zo ver mogen gaan te zeggen, dat de opinievormende betekenis groter is dan bij een nationaal parlement, dat veel sterker staat tegenover de nationale regering. De bijdrage, die daarbij is geleverd door de Nederlandse parlementariërs ligt meer op intellectueel niveau dan op het politieke, dat toch beinvloed wordt door de geringe grootte van ons land. Dat wij in die intellectuele arena met deskundigen van niveau voor de dag konden komen, kan mede helpen de legende van de domme politici weer wat tegen te gaan, althans de kritici te goeder trouw iets voorzichtiger te maken.