Oog en oor
H. Brandt Corstius
Het oog staat in alle opzichten ver boven het oor.
Het oog ziet niet, het kijkt. De oogassen nemen een bepaalde richting aan, diepte en diafragma worden ingesteld, en een volmaakt 3D-kleurenfilmpje gaat naar de hersenen. Het oog kan niet de hele omgeving tegelijk zien, het moet selecteren. Selectie is het begin van alle wetenschap
Maar kan het oor dan behalve horen niet luisteren? Luisteren is slechts verscherpt horen, maar alle geluiden worden opgevangen. Het oor is omnivoor.
Men hoort wel eens dat het oor beter zou zijn dan het oog omdat het in geluiden de verschillende golflengten kan analyseren, terwijl het oog dit vermogen mist. Zoals meer wat men ‘hoort’ is dit argument belachelijk. Wij hebben er eenvoudig geen behoefte aan om te kunnen zien of een kleur monochroom is of een mengsel. En als we het toch willen weten staat de spectroscoop ter beschikking die ons een prachtige analyse van het licht te zien geeft. Te zien want bijna alle fysische instrumenten werken op de oog-waarneming, zèlfs die die geluiden meten. Of men nu een applaus-meter of een cardiograaf neemt: om echt goed te kunnen horen moet men goede ogen hebben. Wat de wetenschap aangaat is de suprematie van het selectieve oog boven het omnivore oor dus duidelijk.
We gaan een schilderijententoonstelling bekijken. De museumdirectie heeft zorg gedragen dat de ruimte stil is, zodat het oor gelukkig ongebruikt blijft. Volkomen individueel kunnen we nu de schilderijen in ons eigen tempo bekijken, détails opnemen, onze ogen gebruiken zoals het ons goeddunkt. En nu een concert. Dat er zoiets bestaat als een concert, dat, zo wordt ons steeds verzekerd, toch altijd te prefereren is boven grammofoonplaten, is al een aanklacht tegen het oor. Het verschil tussen platen en concert moet hem wel in het oog zitten. Daarom zijn de musici in avondkleding, de instrumenten en het publiek opgepoetst. Het orkest begint. Zonder dat ons enige beslissing overblijft moeten wij met iedereen in de zaal collectief de muziek aanhoren. En niet alleen de muziek, ook het kuchen links en het snoepzakje kraken achter ons. Het oor heeft het zwaar te verduren. Voor sommige is de verleiding het oog te gebruiken zo groot dat ze tijdens de muziek beide ogen stijf dichtgeknepen houden. Het stuk van de dove componist (kunt u zich een blinde schilder voorstellen?) is afgelopen en het publiek kan wraak nemen. Het verheft zich van de stoelen en begint de binnenkanten der handen tegen elkaar te slaan om zo het orkest al het lawaai terug te geven dat het de zaal had ingezonden. Men stelle zich een dergelijk barbaars gebruik eens in de schilderkunst voor: de buigende kunstenaar wordt door de dankbare museumbezoekers met gekleurde zaklantaarntjes in het gezicht geschenen. Wat de kunst betreft is de suprematie van het individuele oog boven het collectieve oor dus wel bewezen.
Een aesthetische vergelijking van oor en oog is onmogelijk. Men vergelijkt nu eenmaal geen juwelen met rare flappen. Een vrouw wordt altijd mooier door een kapsel dat het oor bedekt, altijd minder mooi door een zonnebril die het oog verbergt. Tot in de accessoires toe zet dit onderscheid zich voort. Een aap ziet er met een bril nog intellectueel uit, een intellectueel met een gehoorapparaat maakt een bête indruk. Het nieuwste is dan ook: een gehoorapparaat in de vorm van een bril met vlakke lenzen. Onvoorwaardelijker capitulatie van het oor voor het oog is niet denkbaar.
Een dier heeft oren om naar alle kanten te kunnen horen of er niet een ander dier aankomt waarvoor het moet weglopen. Het oor is een laf zintuig. Het oog daarentegen dient om te kijken of er niet ergens een dier is om op af te gaan. Roofdieren hebben goede ogen. Een ruwe biologische wet (van De La Vallée Poussin) zegt dat het relatieve ooroppervlak omgekeerd evenredig is aan de intelligentie. Zo zouden we kunnen doorgaan en wijzen op het prijsverschil van radio en televisie, het humeurverschil van oorartsen en oogartsen, op domoren en oogappels, op het feit dat ‘oogverblindend’ iets magnifieks aanduidt en ‘oorverdovend’ iets stompzinnigs, maar het is genoeg. Wij begrijpen en billijken thans volkomen de geste van de ongehoord visionnaire kunstenaar Vincent van Gogh.