Journaal
J.J. Peereboom
Bij het ontwaken zag ik dat de lucht nu helemaal wit was van de wolken; ik herinnerde mij dat ik kort na het begin van de slaap mijn ogen had moeten dichtknellen toen de zon op volle kracht door een opening scheen. Het uitzicht in de richting van de vijver was veranderd. Aan de overkant van het pad stond een dekstoel leeg waar tevoren iemand zat, en een eind daar voorbij, tussen de bomen, holden kinderen rond die er eerst niet waren. Aan de andere kant, naar de straat toe, leek het leger geworden te zijn; dat was geen wonder, het was nu half zes. Alleen de vrouw in een dekstoel met een boek en een breiwerk kwam mij bekend voor, al had zij iets monumentaals gekregen, door er nog steeds te zijn. Het geroes van het verkeer leek een gevoeliger toon te hebben aangeslagen, maar dat kwam misschien alleen doordat het zo goed als nieuw klonk na de slaap. De veerkrachtige knobbels van de grasgrond onder mij intussen waren dezelfde gebleven, en daar lag ook nog het boekje met de open brieven van Marcel Arland, maar het had honderd jaar geleden kunnen zijn dat ik er in las. ‘On laboure dans la vallée, près du bois; j'entends crier: “Ho... ho!” Mais la voix manque d'assurance; c'est le premier cri de la saison, cela résonne et se perd aussitôt’.
Dit was na een half uur slapen in Hyde Park, zo weldadig dat ik ook bij nacht en slecht weer aan het gewone bed zou willen ontkomen. Een matras van vers gestoken graszoden, iedere avond vernieuwd: er is altijd iets in te brengen tegen mijn matrassen. maar ook dekens zijn vaak hinderlijk. Een paar jaar geleden kwamen er van een tentoonstelling berichten over een slaapkom in de vorm van een ei op zijn kant, met het bovenste derde deel er af; daar waren geen dekens op nodig, er straalde een milde lucht in, te regelen met een schakelaar. Sindsdien heb ik er niets meer van gehoord. Misschien is het veel te duur; in ieder geval lijkt het mij precies wat wij zoeken. Naakt slapen in milde lucht, op een bodem naar keuze! Het gaat niet, meneer kan niet alles naar zijn zin hebben, maar het is al iets om tenminste het klassieke bed herkend te hebben als decadent (de weke matras) en primitief (de benauwde dekens). Ga in een bed liggen slapen, en word verzuurd wakker, doe het op het gras, en het aanzicht van de wereld is vernieuwd.
Een van de vernieuwingen deze keer in Hyde Park was een krekel, die ik van mijn oor veegde denkende dat hij een blad was. Hij klampte zich vast aan een paar grassprieten en bleef daar zitten, al duwde ik tegen hem met mijn vinger om hem te laten weten dat zijn camouflage niet voldeed. Op het stuk van krijgstactiek hield hij vast aan de oude ideeën, zoals een admiraal die niet gelooft in de luchtmacht. Het vertrouwen in stilzitten en zich voordoen als een ding is wijd verbreid onder insekten, maar niet universeel, zoals ik laatst zag aan twee torretjes die 's avonds bij een lantaren het trottoir overstaken. Toen ik mij over ze heen boog en een vinger naar ze uitstak, marcheerde de een snel verder en ging aan de rand van een perk half onder een blad zitten; de ander hield dadelijk stil, en bleef consequent in zijn pose als ding ook wanneer ik tegen hem duwde.
Zo'n blijk van verschillende karakteraanleg bij torren versterkt de sympathie die ik voor insekten ondervind, alleen niet voor wespen, die loeders. Toen er dezer dagen een door de keuken vloog, zette ik hem na met een handdoek en verkocht hem een klap zodra hij landde. Daarna bleef hij eerst onzichtbaar, hij viel ook niet uit de handdoek. Na heel wat zoeken ontdekte ik hem, hangend als een vod over een knop van het fornuis, zwaar verminkt, wat maaiend met een vleugel en poten.
De wesp haastig op de grond geveegd, en uit zijn lijden verlost. Al was hij een loeder, dat had hij hiet verdiend. Het is niet dat insekten op mensen lijken, maar wij op hen in leven en doodgaan. Voordat het tijd werd om sentimenteel te worden over die wesp, zou men uitgehuild moeten zijn over de mensen die nog veel langer spartelen in hun doodsstrijd, maar het beginsel is hetzelfde. Van-