overheid begon met, in overleg met de Unilever, dit feit op haar persconferentie categorisch tegen te spreken. Twee dagen later kondigde de overheid een verkoopverbod voor alle Unilevermargarine af. Een verbod dat eigenlijk maar één dag geldig was, om aldus de firma in de gelegenheid te stellen de detailhandel te bevoorraden met margarine, waarvan slechts één ding met zekerheid vaststond: de Unilever beweerde, in overleg met de overheid, dat er geen ziekteverwekker in zat.
Een pijnlijk incident deed zich hierbij voor. Het blijkt dat de Unilever op 29 augustus wel aan de heer Muntendam medegedeeld heeft dat die andere merken ‘besmet’ konden zijn, maar dit tegenover de inspecteur van de volksgezondheid heeft ontkend. De heer Muntendam heeft deze mededeling tien dagen verzwegen. Van de Unilever niet onhandig gedaan: om zich veilig te stellen deelt zij dingen die zij om de verkoop niet te schaden geheim wil houden mede aan iemand die zijn mond houdt en die als de zaak uitkomt geofferd kan worden.
Wat de firma Van den Bergh en Jurgens betreft ligt de zaak wel zeer duidelijk. Zij heeft een emulgator gebruikt zonder het resultaat van overheidsonderzoekingen waar zij zelf om gevraagd had af te wachten. Alleen al omdat zij allicht geweten zal hebben wat de Duitse fabrikanten wisten, is dit niet afwachten hoogst bedenkelijk te noemen. Toen bekend werd dat de Nederlandse epidemie door die emulgator werd verwekt bleef er voor de directeuren van de firma, als zij ook maar enigszins fatsoenlijke lieden geweest waren, slechts één enkel ding te doen over: zonder acht te slaan op de financiële gevolgen zo spoedig mogelijk zeggen in welke margarine de nieuwe emulgator gebruikt was, of, indien dat niet op korte termijn kon worden vastgesteld, alle verkoop van Unilevermargarine stilleggen totdat men het precies had uitgezocht. Dit hebben de directeuren niet gedaan, en daarmee hebben zij iedere twijfel, die omtrent hun zedelijke eigenschappen bij het publiek of bij Onze Lieve Heer bestaan mag hebben opgeheven.
Met de Nederlandse regering ligt het moeilijker. Haar bezorgdheid voor de firma Van den Bergh en Jurgens wordt, lijkt het, ongeveer in evenwicht gehouden door haar zorg voor de volksgezondheid. Dat de schaal af en toe bijna omslaat naar de kant van de volksgezondheid is nog het onbegrijpelijkste. Misschien omdat een massale sterfte de consumptie van Unilevermargarine catastrofaal zou doen dalen?
‘Het spreekt ook van zelf dat Unilever en overheid, nu het ongeluk gebeurd is, een gemeenschappelijk belang hebben bij het achterhalen van de oorzaak. En het lijkt me dan ook helemaal niet zo vreemd dat zij het desbetreffende onderzoek tezamen verrichten’, schrijft R.A.V. van Haersolte in het Hollands Weekblad van 7 september.
Dat spreekt nu juist helemaal niet vanzelf! Dat is nu juist wel vreemd! De Unilever had er belang bij, dat voor het Nederlandse publiek verborgen bleef dat er ook met haar andere margarine iets mis was. Zij heeft daartoe geen middel, van per advertentie en per regeringsverklaring bekendgemaakte leugens tot en met het doen zwijgen van een hooggeplaatst regeringsambtenaar, ongebruikt gelaten. Het behoort in een land met een fatsoenlijke regering niet voor te komen dat een firma wier product een epidemie verwekt bij het onderzoek ‘samenwerkt’ met de regering. Men stelle zich voor wat het lot van een klein melkproducentje zou zijn geweest als hij bijvoorbeeld met een levensgevaarlijk conserveringsmiddel in de melk dezelfde streken had uitgehaald als de Unilever met haar emulgator. Zelfs de heer Van Haersolte zal toegeven dat de man eind augustus achter slot en grendel zou hebben gezeten, en volkomen terecht.
Wat te denken van de pers? Ik weet niet hoe De Waarheid en De Telegraaf gereageerd hebben. De ‘nette’ kranten bedienden de Unilever met een serviliteit die walgingwekkend was. Toen de overheid, in overleg met de Unilever, telkens vorige verklaringen herriep, het tenslotte zelfs waagde haar eigen communiqué's uit te geven en een zekere onrust bij het publiek verwekte,
De tekeningen in dit nummer (‘Paarden hebben benen’) zijn van Peter Vos