Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek tweede jaargang · nummer 71 · 21 september 1960
Nederlandse comedie
Prof. de Quay is in een jaar geworden tot wat hij in het begin van zijn periode als minister-president bij Wim Kan al was: de nationale pop waarmee wij allen mogen sollen. De popscène schijnt intussen uit het programma van Kan te zijn verdwenen. Dat is ook begrijpelijk: het cabaret hoort een caricatuur van de werkelijkheid te laten zien, niet een copie. In alle kranten en bij alle partijen, de KVP inbegrepen, praat men spottend, medelijdend of vergoelijkend over zijn cocktail-filosofieën, zijn gebrek aan overwicht, zijn onervarenheid. Wanneer een onderzoek naar de publieke opinie werd ingesteld, met als vraag: ‘Hebt U respect voor prof. de Quay als minister-president?’, zou waarschijnlijk nog geen tien percent van de bevolking met ja antwoorden.
De situatie is komisch, niet alleen bij ieder afzonderlijk ongelukje dat hem overkomt, maar continu, door de positie van algemeen laaggeschatte figuur die hij inneemt op een stoel die voor algemeen hooggeschatte figuren bestemd is. De comedie
duurt zelfs al zo lang dat de grap er wat van af gaat. Het is als met een halfzacht jongetje in de klas: op een gegeven moment krijgen de anderen er genoeg van hem te pesten. Het vervelende is alleen dat dit jongetje in een ogenblik van onbedachtzaamheid tot hoofdman van de bende is gekozen; het valt niet mee een bendeleider afdoende te negeren.
Die situatie die voor de buitenstaanders komisch is en waarover zij na verloop van tijd uitgelachen raken, moet voor degenen die dagelijks met prof. de Quay te maken hebben, en voor het slachtoffer zelf, van het begin af alleen maar pijnlijk zijn geweest. Hoe moeten de andere kabinetsleden zich voelen, de secretaris-generaal en andere ambtenaren van De Quay's departement en de vertegenwoordigers van bedrijfsleven en andere sociale groepen, wanneer zij te maken krijgen met een man om wie door het gros van de bevolking, niet alleen achter zijn rug maar ook ongestraft in het openbaar, wordt gegrinnikt? De meest voor de hand liggende reacties zullen zijn, dat zij zich solidair ver-