klanken ontlokt kunnen worden. Het is geen instrument waarmee men, zwijgend, een recital geeft, want het dient uitsluitend ter ondersteuning van de stem. Het geluid van de gusle-zanger kan men vergelijken met dat van de gusle: eentonig en zwaarmoedig, met vervaarlijke uitschieters als de tekst over Turken of de as-mogendheden handelt. Het schijnt dat Tito in de oorlog zijn roem voor een groot deel te danken had aan de gusle-zangers, die, in het verborgene uiteraard, zijn faits et gestes in een zo gunstig mogelijk daglicht stelden. ‘Gusle-zangers weten op wonderlijke wijze alles te voorzeggen’, zei een Joegoslaaf me, en daarom was het bericht van een Amerikaan, dat de gusle-zangers er sinds kort toe zouden zijn overgegaan Tito in ongunstige zin te bezingen, waard om geverifieerd te worden. Het is mij niet gelukt. De meeste Joegoslaven die ik er naar vroeg, wisten van niets, en één verzekerde me, dat hij er tijdens zijn maandenlange verblijf in Montenegro, niets van gemerkt of gehoord had. Een ander daarentegen meende, dat het wel waar zou zijn, omdat er geen andere reden was waarom het percentage ontevredenen zich niet tot de gusle-zangers zou uitstrekken. De Amerikaan had ook nog gesproken over een boekje met gusle-teksten, waarin men de kritiek op Tito en het regime tussen de regels door kon lezen. Ik heb het niet kunnen ontdekken. Het merkwaardige feit doet zich trouwens voor, dat er in geheel Joegoslavië geen gramofoonplaat met gusle-zang te krijgen is, niet omdat dat staatsgevaarlijk zou zijn, maar domweg omdat het er niet is, zoals zoveel dingen. Ook dat boekje, zei mijn zegsman echter, zou wel bestaan, maar dan als buitenlandse uitgave. Voor paniek is dus voorlopig nog geen reden.
N.S.