Toneelbespreking
Twee soorten trouw
K.L. Poll
De Haagsche Comedie is het seizoen begonnen met Het Proces Andersonville van Saul Levitt, onder regie van Jan Teulings. Het is de dramatisering van het enige proces tegen een oorlogsmisdadiger, dat na de Amerikaanse burgeroorlog gevoerd is: de berechting van kapitein Wirz, de commandant van het krijgsgevangenenkamp Andersonville in Georgia.
Wirz wordt ter dood veroordeeld wegens samenzwering en moord, maar uit de loop van het proces blijkt dat hij niets schandelijks op eigen gezag heeft gedaan. Hij heeft de gevangenen slecht verzorgd op bevel van een generaal die niet meer ter verantwoording kan worden geroepen. Is zijn absolute gehoorzaamheid een voldoende reden om hem schuldig te verklaren? Dat is de vraag waar het stuk, dat verder nog eens voor de zoveelste keer een conventioneel toneelproces laat zien, om draait. De aanklager stelt dit schuldmotief centraal, ook al riskeert hij, met het bepleiten van insubordinatie in extreme situaties, zijn eigen militaire loopbaan. Het hof laat deze schuldvraag buiten beschouwing, en de verdachte heeft er weinig verhelderends over te zeggen.
Het is een oud conflict, dat tussen de gehoorzaamheidsplicht en de verzetsplicht. De toeschouwer heeft na afloop niet het gevoel dat hij er wijzer van geworden is. Evenmin dat hij getuige is geweest van een dramatische ontwikkeling in de verhouding tussen de hoofdfiguren of in die figuren, verdachte en aanklager, zelf. De schrijver maakt duidelijk, dat hij aan de ‘goede’ kant staat, die van de heroische en menslievende ongehoorzaamheid, maar alleen daarvoor hoefde hij geen stuk te schrijven. De ideeën en de personages blijven clichématig, dat wil zeggen zonder een eigen stempel van de auteur.
Toch verveelt men zich niet bij de voorstelling. Er is voldoende spanning op de korte baan, dank zij gevarieerde getuigentypen, onderhoudende verhoren met interrupties van de tegenpartij, contrasten tussen verdediger en verdachte, tussen president en aanklager, tussen verdachte en aanklager. De Haagsche Comedie laat deze gebruikelijke procesverwikkelingen, vooral dank zij Jan van der Linden als verdachte, Joris Diels als verdediger en Bob de Lange als aanklager, goed tot hun recht komen.
Twee dagen later kwam het Haagsche gezelschap met een tweede stuk, Heeft Constance gelijk?, van W. Somerset Maugham, onder regie van Paul Steenbergen. Constance is een mooie, intelligente, begrijpende maar toch ook niet halfzachte vrouw, die de ontrouw van haar echtgenoot opvangt en beantwoordt op een elegante blijspelmanier, waar ieder in haar omgeving - moeder, zuster, vriendin, rivale, jeugdvriend, echtgenoot en mededupe - beduusd van raakt. Zij heeft hen allen door, dat maakt haar soms wat triest, maar zij heeft besloten, net als de auteur, om er geen drama van te maken.
Annie de Lange speelde deze rol bijzonder innemend, zonder toe te geven aan de verleiding de anderen teveel te overheersen, en ook zonder in de min of meer serieuze scènes de luchtigheid van het geheel uit het oog te verliezen. De tegenspelers, behalve Georgette Hagedoorn als de moeder en Do van Stek als de dochter, waren bij de eerste opvoering niet helemaal tegen haar opgewassen, maar dat kan misschien nog komen. Een groot deel van het succes - want dat was en had het - is te danken aan het smaakvolle kamerdécor van Hep van Delft.