Armin Hary
Toen de Westduitser Armin Hary in Rome na tientallen jaren de Amerikaanse hegemonie doorbrak door de 100 meter hardlopen te winnen, bekende de televisiereporter ons dat hij nu ook een beetje trots was, omdat Hary een Europeaan was. We mogen ons afvragen of deze reporter door eenzelfde Europees gevoel bezield zou zijn geweest als Hary een Rus, of zelfs maar een Oost-duitser was geweest. Ik betwijfel het. Zijn trots moet dus terug te voeren zijn op een zuiver Westeuropees, of misschien zelfs NATO-chauvinisme, en heeft vrees ik niets te maken met de Europa-één gedachte, want die werpt alle chauvinisme juist verre van zich. Het is tegenwoordig allemaal een beetje moeilijk, vooral voor reporters, die naar een ver land worden gestuurd om successen van vaderlanders te melden. In deze tijd, waarin het internationalisme hoogtij viert en Nederland in samenwerking met nog een stel kleine landjes hardnekkige pogingen doet tot één groot verdeeld land te komen, voelt men zich een beetje burgerlijk als men het Wilhelmus meezingt of een bronzen medaille voor Wieger Mensonides harder toejuicht dan een gouden medaille voor Anita Lonsbrough.
Aan de andere kant bleek er na het Holland Festival van dit jaar bij critici en toeschouwers toch ook een gevoel van onbehagen te zijn achtergebleven, toen na een maand bleek dat er van Nederlandse manifestaties nauwelijks sprake was geweest en de buitenlanders de boventoon hadden gevoerd. Is dit nu toe te juichen of niet? Blijkbaar niet, want niemand juichte. Een Holland Festival dient meer met Holland te maken te hebben dan de plaats van opvoering alleen, meende men. Een klein beetje nationale trots kan in zo'n geval geen kwaad. De Joegoslaven bijvoorbeeld, lijden wat hun cultuur betreft minder aan een minderwaardigheidscomplex dan de Nederlanders, en zij hebben dat bewezen tijdens de XIe Zomerspelen in Dubrovnik van 10 juli tot 24 augustus. Een halve maand langer dus dan het Holland Festival.
Opgevoerd werden: vier Joegoslavische stukken en vijf buitenlandse, w.o. Hamlet, Phèdre en Antigone (van Anouilh). Aha, zegt ge, toch een meerderheid voor het buitenland, maar al die buitenlandse stukken werden in het Servo-Kroatisch door Joegoslavische gezelschappen opgevoerd. De vier, ook al buitenlandse, opera's (van Dvorak, Rossini, Donizetti en Purcell) werden alle door de opera van Ljubljana ten gehore gebracht, en hetzelfde gold voor het merendeel van de concerten, die werden uitgevoerd door het koor van het leger, de ‘Solisten van Zagreb’, het Stedelijk Orkest van Dubrovnik, het Sloveens Vocaal Octet, de bariton Ruzdjak uit Zagreb, de pianiste Tomsic uit Dubrovnik, de violist Ozim uit Ljubljana, het Radiokoor van Zagreb, het Symfonieorkest van Radio Joegoslavië en het Radiokoor van Belgrado, waarbij alle dirigenten (natuurlijk) Joegoslaven waren. De enige buitenlanders, behalve de talrijke bezoekers (in 1959 ongeveer 30.000 op de 61.354) waren een Poolse pianiste, een Russische pianist, het Hongaarse Tatrai Quatuor en de Weense tenor Dermota. Met de drie folkloregroepen uit Belgrado, Zagreb en Skopje mee, vormt deze opsomming dus wel een duidelijk bewijs van Zuidslavië's geloof in eigen kracht en niet minder van het nationalistische denken in dat toch communistische land. Valt dit nu te loven of te laken? Het lijkt me een kwestie van mentaliteit, die ook tot uitdrukking komt in de namen van de Joegoslavische sigarettenmerken: Morava, Vardar, Drina e.d. Eerlijke namen van Joegoslavische rivieren.
N.S.