vond dat een uitstekend idee. Het eerste artikel verscheen. Het tweede verscheen al iets eerder dan na twee weken. Het derde kwam een week dáárna, het vierde vijf dagen later, enzovoort enzovoort. Zo bezeten raakte Djilas van zijn ideeën, dat hij alles achter elkaar eruit spoot. Zo althans luidt de legende. Op een gegeven ogenblik dachten Tito c.s. echter: ‘Hé, wat schrijft die Milovan daar eigenlijk?’ en het duurde niet lang voordat zij er achter kwamen dat Djilas' ideeën lijnrecht indruisten tegen de officiële partijlijn. Hij werd ter verantwoording geroepen, en tijdens het ‘proces’, dat over de radio werd uitgezonden, werd hem op nogal gemoedelijke wijze de les gelezen, waarbij iedereen elkaar met de voornaam aansprak en Tito ‘Stari’ werd genoemd (‘de Oude’). Dedijer weigerde zijn oude vriend af te vallen, en zo was Joegoslavië ineens twee rebellen rijk, die tot verbazing van de westerse wereld en tot nog grotere verbazing waarschijnlijk van de oostelijke landen, niet ter dood werden gebracht.
De westerse wereld kreeg echter pas goed belangstelling voor Djilas, toen hij vanuit Joegoslavië zijn anti-communistische boek De Nieuwe Klasse in Amerika liet uitgeven en prompt daarvoor zeven jaar gevangenisstraf kreeg toegediend, omdat hij indertijd ‘voorwaardelijk’ veroordeeld was. De Joegoslaven zelf geloven overigens niet erg in een echte gevangenschap. ‘Die zit fijn in de een of andere villa, waar hij alleen niet uit mag’, menen sommigen. Iemand bezwoer me, dat hij Djilas vorige zomer in Belgrado op straat had zien wandelen met zijn zoontje. Een ander, aan wie ik vroeg of dat waar kon zijn, zei, dat hij volgens zeggen een operatie had moeten ondergaan en daarna voor herstel een paar dagen thuis was geweest. Men sprak er met een zekere lauwheid over, alsof men er zich weinig voor interesseerde. ‘De invloed van Djilas onder de studenten is beduidend groter geworden de laatste jaren,’ vertelde een Hollander me, die het weten kon. Maar in wat de intellectuele kringen van Belgrado genoemd kunnen worden, liet men zich tot mijn verbazing sceptisch over de hele figuur Djilas uit. Djilas is gewoon dom geweest, vinden ze. Hij heeft zich verrekend. Hij is een streber, die dacht dat de tijd rijp was om Tito door Djilas te vervangen. Een soort geprolongeerde partizaan, die nog steeds niet van ophouden weet.
De tekeningen in dit nummer (‘Gevonden voorwerpen’, behalve die op pag. 16), zijn van Peter Vos
Toen hij een keer, een paar jaar na de oorlog, in een staatswinkel kwam waar de partijbonzen èn betere waar èn tien procent konden krijgen, smeet hij om de een of andere reden zo onbeheerst zijn leren jekker neer dat er een pistool op de grond kletterde. Een van de bedienende meisjes maakte de opmerking dat het pistool wel af had kunnen gaan en haar had kunnen raken. Djilas antwoordde toen: ‘Je zou de eerste en de laatste niet zijn geweest.’ Voor de, zoals gezegd, intellectuele kringen in Belgrado deed dit de deur wel dicht. Djilas is stom geweest, zeggen ze. Hij had eerst naar het buitenland moeten gaan, en daarna zijn boek moeten schrijven. Dit is zinloos. Nee, dan is Dedijer verstandiger geweest. Die heeft zichzelf geestelijk ziek verklaard, en zit nu met zijn hele familie in het buitenland. Hij doceert aan de universiteit van Oxford. Zijn zoon (of dochter?) is onlangs in Amerika getrouwd en is bij mevrouw Roosevelt op bezoek geweest...
De mensen die aldus redeneerden waren Serven, geen Montenegrijnen. Zij zouden nooit, zoals vice-president Djilas gedaan zou hebben als hij samen met Tito, de Kroaat, het afroepspelletje had gedaan, ‘eerste na de eerste’ hebben geroepen. Djilas' eerzucht, eerder dan zijn politieke geweten, dwong hem tot rebellie. Zijn Montenegrijnse trots echter, dwong hem in het land te blijven. Zo wil het de code van de eeuwige partizaan.