Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Verkiezingen uit de verte
| |
[pagina 4]
| |
Republikeinse favoriet te steunen. Nogmaals, ook dit is geen kwestie van dogmatiek; het hangt samen met bepaalde begripsnuances, die een buitenstaander makkelijk ontgaan. De candidaten zelf vertegenwoordigen moeilijk formuleerbare combinaties van eigenschappen, ondervindingen, bekwaamheden. Vast staat, dat zij veel gelijkenis vertonen in uiterlijke verschijning, manier van doen, leeftijd en loopbaan. Dit is op zichzelf al een weerspeigeling van de commandowisseling van de ene generatie naar de andere. Het kondigt een nieuwe toon aan in de stijl van de Amerikaanse politiek, een toon die voortkomt uit wat James Reston de Amerikaanse verering voor jeugd en efficiency genoemd heeft. Beide candidaten hebben beide kwaliteiten in overvloed. Dit hebben zij bewezen door hun briljante taktiek en hun harde werken bij de voorbereiding vóór en ook tijdens de partijconventies en ook door hun keuze van candidaten voor het vice-presidentschap, die het soort kiezers aanspreken, dat gewend is geraakt aan meer traditionele leiders. Het patroon van de verkiezingsstrijd maakt dit alles duidelijk voor een waarnemer. Beide candidaten hebben te maken met hetzelfde soort vraagstukken op het gebied van politieke organisatie, en ook die zijn niet simpel. Zij moeten allebei de traditionele aanhangers van hun partijen zien vast te houden en daarnaast andere stemmen proberen te winnen door zich ook aan andere groepen burgers aantrekkelijk voor te doen. Dat is de reden waarom vice-president Nixon met opzet zijn accoord met Gouverneur Rockefeller en de liberale vleugel van de partij dramatiseert, en aan de andere kant oppast niet op de kwetsbare tenen van de conservatieven te gaan staan. Daarom ook probeert Senator Kennedy het van oudsher Democratische Zuiden voor zich in te nemen door de keuze van Senator Johnson als partner, en toch daarnaast de zogenaamd extreem liberale aanhangers van Adlai Stevenson en andere machten onder Noordelijke Democraten tevreden te stellen.
Maar deze algemene beschrijvingen en conclusies, langzamerhand ook door en door bekend in Europa, zijn niet voldoende om mijn begeerte naar details te bevredigen, naar sfeer en kleur van de campagne. Ik weet bijvoorbeeld nog altijd niet, wat de Gouverneur van Virginia zich voorstelt te doen nu Senator Johnson de Senaat zover heeft weten te krijgen, dat zij over de burgerrechten de meest vooruitstrevende wet in de geschiedenis van het land heeft aangenomen. Ik weet niet hoe het gevecht zich ontwikkelt om de macht over het Democratische partijapparaat in de staat New York - een organisatie waarvan de activiteiten, of het ontbreken daarvan, wel eens doorslaggevend bij de verkiezing zouden kunnen zijn. Ik vraag mij af of de verwoede aanhangers van Stevenson de senatoren hebben geslikt die nu de Democratische campagne bepalen. Ik ben benieuwd wat voor kansen vice-president Nixon in zijn eigen Californië heeft nu de ster van Gouverneur Brown's populariteit zo gedaald is. En ook meer persoonlijke vragen komen bovendrijven. Hoe groot is de aantrekkingskracht van de vice-president op de televisie? Is het werkelijk waar dat John Kennedy een koude indruk wekt? Wat denken jonge kiezers over jonge candidaten? Beseffen de zogenaamde intellectuelen dat beide candidaten andere zogenaamde intellectuelen gebruiken om hun speeches van briljante formules te voorzien? Kunnen overtuigde Protestanten zichzelf ervan overtuigen dat overtuigde Katholieken soms voor eigen rekening denken? En wat is het antwoord wanneer men dezelfde vraag stelt aan een overtuigde Katholiek met betrekking tot Protestanten? Deze vragen en andere van hetzelfde soort raken het hart van het Amerikaanse politieke leven, dat in elk opzicht even lokaal blijft als het nationaal is, even sterk een privé-zaak als een publieke zaak. Beide candidaten kennen dit tweeledige karakter; dat maken ook hun plannen voor de verkiezings-campagne duidelijk, want zij zullen allebei lange tournees maken en praten in alle delen van het land. Zij zullen daarbij niet de intellectuele, simplistische ideologie-taal gebruiken, waartoe degenen die zich moeten beperken tot een blik op Amerika uit de verte vaak hun toevlucht nemen. Zij zullen moeten antwoorden, of zij dat prettig vinden of niet, op lokale vragen, vragen die voortkomen uit het hart en de belangensfeer van kiezers die in de eerste plaats denken aan eigen parochie.
Het zijn deze vragen en antwoorden die ik hier in Europa mis. Zij vormen voor een groot deel de kleur, het bindweefsel van de campagne en zij zijn het ook die de basis vormen van het goede begrip - het begrip dat leven en betekenis geeft aan de wetenschappelijke publieke opinie-onderzoeken en aan de zorgvuldig opgebouwde theoriëen van de professoren. En zonder de mogelijkheid van dit begrip verandert de anders zo levendige en informatieve campagne in een ontoegankelijke brij van berichten die dagelijks kleine gaten in de krant opvullen. |
|