van haar kiezerskorps. Men behoeft zich geen illusies te maken over de goedgunstigheid van een dergelijke absolutistische partij in het geval dat deze de politieke macht verovert. Prof. Kisch heeft de principiële intolerantie van de katholiek en de katholieke groeperingen onomstotelijk vastgenageld in zijn opstel in de bundel Verdraagzaamheid (Spectrum Utrecht). De K.V.P. zou zichzelf verloochenen als zij tolerant jegens andersdenkenden zou zijn. In een dergelijke theokratie is geen plaats voor tolerantie: andersdenkenden heten dan weer gewoon ketters en het is een heilige plicht ze te vervolgen, ongeveer zoals in een kommunistische staat twijfelaars verraders van het volk heten.
En als de K.V.P., eenmaal aan de macht gekomen, verdraagzaam zou zijn, zou dat uit minachting of medelijden, niet uit eerbied zijn, en dat is een onverdragelijke toestand.
Het gaat mij ook te ver als prof. Van den Bergh schrijft: ‘Hij, bij wie het zien van godsdienstige ontroering van anderen niet een zeker medeleven vermag te wekken, blijve onbewogen of wandele, in arren moede, een straatje om. Hij verdiept zich in het wezen der verdraagzaamheid, waarvan hij de ware zin nog niet heeft begrepen.’ Dat hij, wie een godsdienstige optocht siberisch laat niets van verdraagzaamheid begrijpt, wil er bij mij niet in. Moet men beslist iets haten om de kokarde der verdraagzaamheid te verdienen als men iets toelaat? Berusting en onverschilligheid zijn sterke pijlers van de tolerantie. Moet de ongodsdienstige ‘in zijn arremoedje’ nu ook nog de aanspraken op de titel van verdraagzaamheid laten varen? Hij mist toch al zo veel!
Toch moet het processieverbod maar opgedoekt worden. In Amsterdam wordt trouwens het tweede lid van artikel 184 van de Grondwet al jaren niet meer nageleefd: naast de van ouds bestaande Stille Ommegang heeft men daar nu al jaren de Rumoerige Ommegang van Sint Nicolaas, welke ruiter-bisschop onder eskorte van de bereden politie ongehinderd zijn weg vervolgt en zelfs door de burgemeester op de Dam welkom wordt geheten. Niemand kan bezwaar maken tegen de verlevendiging van het straatbeeld in het sombere land boven de Moerdijk door de pompe en statie van een katholieke charade. Is er voor de andersdenkende zo'n enorm verschil tussen een optocht van pacifisten naar een plechtige bijeenkomst in de Apollohal en een processie naar de wonderkerk in de Rijnstraat, tussen Sinterklaas en Stille Ommegang? Die bezwaren kunnen toch alleen maar van verkeerstechnische aard zijn, lijkt me.
Maar er is een beperking. Godsdienstoefeningen vinden hun natuurlijke kunstmatige afgeslotenheid in godshuis of kerkhofomheining, maar hageprekers zijn vogelvrij. Wie zijn religie op straat brengt kan niet meer rekenen op de veilige besloten eenheid van gelijkgezinden. Het zou onbillijk zijn om het propagandistisch streven dat mede bij een processie voorzit alle kansen te geven en de negatieve neveneffekten al bij voorbaat te verstikken. Op straat stelt men zich nu eenmaal bloot aan straatreakties, gunstige en ongunstige. Een sterk geloof kan daar nooit minder van worden. Dat wil niet zeggen dat er voetzoekers in de optocht geworpen mogen worden, maar binnen redelijke perken moeten omstanders hun afkeuren, bewondering voor de aankleding, medelijden, walging, onverschilligheid en welke gevoelens de religie ook maar weet op te roepen, lucht kunnen geven. Zoals Troelstra indertijd aan de hem toegeworpen stenen en de verkiezingsploeg van de P.v.d.A. aan de doorgesneden elektriciteitskabels merkten dat ze in het zuiden weinig gewaardeerde gasten waren, zo moeten katholieke optochten in niet-katholieke centra gewaar kunnen worden dat ze niet kunnen rekenen op voorbehoudsloze waardering, al mag dat uit wat fijnzinniger reakties blijken. Tolerantie hoeft zich tenslotte niet alleen te uiten in het omhoogsteken van de handen. Bij gelegenheid mag het best eens een vuist zijn, of een ironische glimlach.
De opheffing van het processieverbod zal de godsdienstige verhoudingen in ons land zeker ten goede komen. Het gevoel van achterstelling, waaruit zowel monomane eerzucht en blind fanatisme voortspruiten, zal sterk afnemen, en plaats maken voor een gerechtvaardigder minderwaardigheidsgevoel. Kunstmatige onderdrukking en kleine pesterijen vertroebelen het beeld maar. Overigens, wie zou menen dat de K.V.P. in ruil voor de haar getoonde tolerantie op haar beurt zou willen meewerken aan de opheffing van de beknotting van (om enkele voorbeelden te noemen) de N.V.S.H., die zijn werkzaamheden ook graag zou uitstrekken over niet-leden, en de georganiseerde humanisten die hunkeren naar eigen zendtijd en geestelijke verzorging in kazernes en gevangenissen op zich zouden willen nemen in ruimer mate dan nu het geval kan zijn, komt bedrogen uit. En dat is toch wel een eigenaardige terughoudendheid voor een kerk die meent de objektieve waarheid te bezitten, en dus een grote onkwetsbaarheid moet bezitten. Hier komt onverwacht toch wel een groot pessimisme over het vermogen van de natuurlijke, door God gegeven menselijke rede om de hoek kijken!