De IJ-tunnel, geen drama
De voorstelling, die men in Amsterdamse kringen en in vele bladen (ook niet-Amsterdamse, zoals het Hollands Weekblad van de vorige week) geeft van het vraagstuk van de IJtunnel, is bedriegelijk en simplistisch: Verkeer en waterstaat is autoritair opgetreden, de rijksoverheid wil Amsterdam dwarszitten uit prestige-overwegingen, alle door Amsterdam aangevoerde technische argumenten worden domweg miskend, de hoofdstad van het land wordt achteruitgesteld, de autonomie, de sacrosancte autonomie van vóór de oorlog wordt aangetast. Zelfs de socialisten, die na het verlopen van hun groots opgezette rel over de Lauwerszee weer een waterstaatkundig werk (in troebel politiek water!) hebben ontdekt, springen vol moed in de bres voor de autonomie, hoewel zij vooral die autonomie met hun principiële centralisme en hun geliefde investeringscontrole tot een theoretisch begrip hebben gemaakt. Maar laat ik niet te diep in het verleden graven, want dan zouden er voor de socialisten veel meer kwalijke verantwoordelijkheden te voorschijn komen - èn ten aanzien van de Lauwerszee èn ten aanzien van de IJtunnel.
De leden van de Eerste Kamer, die verleden week hebben gewaarschuwd tegen overdrijving van het probleem van de IJtunnel, zeker nu de Coentunnel zal worden gebouwd, hebben de verstandigste woorden gesproken. Natuurlijk zijn de Amsterdamse emoties heel menselijk en dus heel begrijpelijk, de IJtunnel is in hun ogen een gemeentelijk drama, al was de redevoering van burgemeester Van Hall in de Kamer in haar onovertuigende gedetailleerdheid volstrekt niet dramatisch, eerder een uiteenzetting van het passieve beleid van het Amsterdamse gemeentebestuur. Maar al voelt men het dan als een lokaal drama aan, dan hoeft het nog geen nationaal drama te zijn. In Rotterdam, in de tunnel en op de brug, is de verkeerscongestie een veelvoud van de congestie bij het IJ en op een veel belangrijker route, doch daar roert men geen trommen, men voert er een beleid. Veronderstel dat men in de toekomst niet alleen Amsterdamse, maar ook Rotterdamse, Haagse, Utrechtse, Haarlemse, Groningse, Arnhemse, Hilversumse enz. debatten in de Kamers zou krijgen, allemaal wegens (inderdaad aantoonbare) aantastingen van de (voorbije) autonomie, waar zou de grens zijn?
De beslissing is een kabinetsbeslissing, geen geïsoleerde beslissing van Verkeer en waterstaat. En zij is genomen op gronden, die met het algemene financiële en economische beleid hebben te maken. Daarom was de motie, die men heeft aanvaard zonder dat men op de hoogte kan zijn van het nieuwe begrotingsbeleid, mijns inziens een slag in de lucht. De Coentunnel komt op de begroting van 1961 te staan. Wat was verstandiger geweest dan de beslissing voorlopig voor kennisgeving aan te nemen en dan af te wachten, of die beslissing in haar werkelijke samenhang met de algemene situatie verantwoord was. Een debat had men dan bij voorbeeld over een half jaar kunnen houden in de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling, een eventuele motie had men dàn en dààr kunnen indienen. Trouwens, die motie zal zeker in de Tweede Kamer komen, maar of zij ook aanvaard zal worden, nà de
De tekeningenserie (‘Groeten uit Miz’) in dit nummer is van Peter Vos