Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek tweede jaargang · nummer 62 · 20 juli 1960Het geval-ParkinsonIeder kent hem nu, althans van naam. Vijf jaar geleden was C. Northcote Parkinson een niet onverdienstelijke historicus aan de universiteit van Malakka, waar niemand ooit van had gehoord. Een ongesigneerd artikel heeft hem wereldberoemd gemaakt - en daar stond weinig anders in dan een grapje. Dat is mooi werk. Het artikel, in The Economist, besprak de vermenigvuldigende neigingen van bureaucratieën en vatte deze in prachtige nonsensformules samen (de groei van het aantal ambtenaren als een exponentiële functie van het aantal afdelingen, de manuren besteed aan onderlinge correspondentie, de levensduur van de chefs, de baard van de kapitein, en dergelijke). Deze regels voor de voortplanting noemde men dan de Wet van Parkinson. Een voetnoot verwees naar de woorden: ‘Why? Why not?’ Daarmee was Parkinsons naam gevestigd. Later verscheen het bekende boekje, getiteld Parkinson's Law or the Pursuit of Progress, dat de identiteit van de schrijver onthulde. Het is qua vorm schertsmatig, maar de behandelde zaken zijn ernstig: de werkwijze van commissies, de besluitvorming in grote apparaten, de krachten die de overheidsuitgaven opstuwen, de folklore van de bureaucratie. Het was meteen een seller. De officiële wetenschap heeft dit terrein verwaarloosd of het zo abstract en zo moeilijk aangepakt - speltheorie, decisietheorie - dat het geen indruk maakt. Men ziet dit wel meer gebeuren; Vance Packard's Hidden Persuaders is ook zo'n wild succes geworden mede omdat het smakelijke onderwerp te lang tussen wal en schip viel van geleerde en onaandoenlijke tijdschriftartikelen enerzijds en oninteressant gemoraliseer anderzijds. Het boekje over de biologie der grote apparaten is geestig en briljant; het signaleert veel zwakke kanten van de bureaucratie; het levert echte bijdragen tot wat deftig de bestuurskunde heet. (Een vak dat in Nederland ternauwernood bestaat en zo'n beetje be- | |
[pagina 2]
| |
oefend wordt door juristen die daarbij soms meer last dan plezier van hun opleiding hebben). Maar het is niet vrij van een lelijk ondertoontje. Parkinson speelt op het gevoel van de burger die zich de dupe weet. De ambtenaren vermenigvuldigen zich als konijnen en vreten andermans tuintje kaal. Zij wel, is de conclusie die de lezer overhoudt. Het is waar dat ‘the pursuit of progress’ ook in de ondernemingsbureaucratie aan de kaak wordt gesteld en formeel kon men de schrijver geen rancune verwijten. Dat is heel anders geworden sinds hij zijn tweede boek publiceerde: The Law and the ProfitsGa naar voetnoot*)). Het is even meeslepend als het eerste. De titel is al een trouvaille. En zo gaat het door; de Amerikaanse levenswijze bijvoorbeeld wordt aangeduid als the car strangled manner - een schitterende vondst, lijkt mij. Erotische toespelingen, economische geschiedenis in koldervorm, krankzinnige citaten uit officieel drukwerk, tekeningen van Osbert Lancaster en vooral het lek prikken van officiële gewichtigheid maken het lezen tot een genoegen - maar het wordt vergald. Want de strekking van de Law and the Profits is kwalijk. De overheid verspilt het geld van de burgers. De belastingen vernielen de samenleving. De volksvertegenwoordigingen zijn incompetent. De democratische procedure maskeert het bedrog. De fiscus terroriseert de samenleving; zijn macht wordt gedemonstreerd door het feit dat hij het was die Al Capone te pakken kreeg toen de gewone politie faalde. De burger kon vroeger, met zijn kapitaal, het land uit als het te bar werd; nu is hij taillable à merci. Engelands wereldmacht is door de belastingen geruïneerd. Sociaal en cultureel verval grijpen om zich heen. De fiscus vermoordt de vrijheid. De kunst maakt plaats voor hysterie. De National Health Service laat de patiënten doodgaan. Buitenlandse hulp verstoort de vriendschap tussen de volkeren. En het zal allemaal, zo mogelijk, nog erger worden; want Parkinson's Second Law leert ons dat ‘expenditure rises to meet income’. Sommige van deze ideeën bevatten, zoals dat heet, een kern van waarheid. Maar de kern is zo klein dat waarheid leugen wordt. Soms zelfs grove en kwaadwillende leugen, die ons enkele harde feiten wil laten vergeten. Zoals daar zijn, ten eerste: de overheid van vandaag is een andere dan die van de Zonnekoning; zij besteedt haar geld overwegend in het belang der burgers. Ten tweede: die burgers vragen zelf, via hun pressiegroepen, om extra overheidsuitgaven (niet om extra belastingen; daar zit inderdaad een vervelende knoop in het democratische bestel, maar die wordt nu juist door Parkinson buiten beschouwing gelaten). Ten derde: in weerwil van de hoge belastingen groeit het inkomen als kool, sterker dan ooit in de geschiedenis. Ten vierde: de ondernemingen zijn niet zwak en uitgemergeld, het lijkt er niet op. Ten vijfde: die uitgeperste burger is nog nooit zo royaal toegerust geweest met elektrische apparatuur, textiel en voertuigen. Ten zesde: de gemiddelde verbruiker is niet alleen welvarender, maar in sommige opzichten ook vrijer, beweeglijker. Deze zes constateringen weerspreken natuurlijk niet dat de nevenwerkingen van de belastingen soms raar zijn, of ongewenst, of schadelijk. Ook niet dat de begrotingsprocedure en de overheidsboekhouding uit antieke tijden stammen en in vele landen dringend verbetering behoeven. Maar wat Parkinson over deze beide onderwerpen te zeggen heeft helpt ons niet veel verder. Hij probeert een ervaringsregel te vinden voor het maximaal toelaatbare percentage van de belastingen; ons wordt gesuggereerd dat dat bij de twintig ligt. Maar de voorbeelden uit de tijd van Philips II bewijzen niets voor het heden, en de stelling dat het verlies van internationale macht aan het overschrijden van het toelaatbare percentage ligt is te gek om alleen te lopen. Het is niet toevallig dat Parkinson zich slechts op één econoom kan be- | |
[pagina 3]
| |
roepen die ook naar dergelijke getalmatige regels heeft gezocht: dat is Colin Clark, een geniaal statisticus, maar nog meer een geniaal fantast die desgewenst ieder cijfer kan produceren. In werkelijkheid hangt de maximale be lastingdruk af van steeds wisselende omstandigheden; in Nederland heeft Van Traa duidelijk uitgelegd dat er geen fiscaal optimum is en dat de schroef kan worden aangedraaid als men bereid is de economisch-politieke structuur te veranderen.Ga naar voetnoot**) Dat is een kwestie van smaak en voorkeur, en niet van becijferingen. Soms geeft tien procent al ontwrichting in de ontwikkeling en soms is vijftig procent nodig voor het herstel van een door oorlog getroffen land. Parkinsons voorstellen om de cirkel van belastingheffen-uitgeven-heffen te doorbreken zijn zwak. Hij wil, in plaats van een begroting die een optelsom is, de fractie laten vaststellen die de overheid van het nationale inkomen mag toucheren. Maar dat heeft alleen zin, als een dergelijk magisch percentage inderdaad zou bestaan. Niemand is er tegen dat de volksvertegenwoordiging deze fractie in het oog houdt, maar zij moet ook op andere dingen letten - of er essentiële taken onvervuld blijven, of er evenwicht is tussen particuliere en publieke uitgaven. Dit laatste is belangrijker dan aprioristische percentages. Galbraith heeft voor de Verenigde Staten aangetoond hoe gemakkelijk dat evenwicht zoek kan raken: schone huizen en vuile straten, te veel auto's en te weinig wegen om op te rijden. Parkinsons voorstellen voor een grovere begrotingsindeling zijn wel aardig, maar zij lossen geen catastrofes op en zij zijn ook niet nieuw. Bij ons wordt iets dergelijks al een jaar of wat in de praktijk gebracht. Parkinsons onafhankelijke commissie die overal in het ambtelijke apparaat de door de volksvertegenwoordiging toegewezen gelden kan verminderen past niet in de democratische verhoudingen. Zijn remedies staan overigens in geen verhouding tot de schreeuwende problemen die hij ons voorspiegelt.
Het is jammer dat deze geestige en scherpzinnige schrijver zo de kluts kwijt is geraakt. Misschien heeft het goedkope - maar zeker niet onverdiende - succes van zijn eerste boekje daartoe bijgedragen. The Law and the Profits is veredeld burgerrechtvoer. Vergeleken bij de hier te lande bekende burger-rechtprodukten inderdaad héél sterk veredeld; maar de nasmaak is dezelfde. Geef mij maar zo'n trouwhartige adjunct-commies die met een nutteloos mapje onder de arm van het ene kantoor naar het andere wandelt. Die kost ons wat geld, maar hij is onschuldig. Parkinson niet. Misschien ondermijnt hij de samenleving wel erger dan de belastingen. J. Pen |
|