nomie binnen de Franse gemeenschap boven de onafhankelijkheid. In Nederland was men er een beetje onthutst over en binnenskamers dacht men dat er met die verkiezingen wel frans zou zijn omgesprongen: 96% tegen de onafhankelijkheid in Ivoor-kust, 98 en zelfs 99% in sommige andere streken, dat leek verdacht! Maar men zat een beetje met die 99% vóór de onafhankelijkheid die de eveneens Franse telmachines in Guinee hadden geregistreerd. De werkelijkheid is natuurlijk dat deze verkiezingen, evenmin als andere Afrikaanse verkiezingen, werkelijk vrij zijn geweest: nagenoeg alle Afrikaanse staten zijn op het ogenblik partijdictaturen en zullen dat nog wel een tijd blijven. Het merkwaardige van de verkiezingen van 1958 is geweest dat alleen in Guinee de overheersende partij gebruik maakte van de gelegenheid om de onafhankelijkheid te kiezen. Nu zijn de resultaten van die verkiezingen inmiddels weer teniet gedaan, zoals men weet, maar geen enkel land heeft, ondanks de pro-Algerijnse
stemming van vooral de Moslims in die staten, Algerië aangegrepen als middel om openlijk druk op de Fransen uit te oefenen.
En nu dan Congo. Wat hier tot nu toe eigenlijk vooral heeft verrast, is het gedrag van de kolonisatoren. Dat Congo het Indonesië van Afrika gaat worden lijkt niet onwaarschijnlijk, maar de Belgen hebben er geen slepende zaak van gemaakt, zoals algemeen werd verwacht. Zij zijn, na enig geaarzel, plotseling met een verrassende kordaatheid opgetreden.
Wij kunnen de Belgen er mee gelukwensen dat zij een beslissing hebben kunnen nemen waartoe wij nooit in staat waren: het accoord van 1950 met Indonesië hebben wij tenslotte pas gesloten nadat de Verenigde Naties ons bevolen hadden de weg te verlaten die wij zèlf hadden gekozen, de verovering van de republiek van Djokja. Maar die gelukwens voorbij, zijn er toch omstandigheden die de Belgische wijsheid althans enigszins kunnen verklaren.
Het is mogelijk dat de angst voor een tweede Algerië de Belgen heeft beïnvloed, maar Algeriës kunnen evengoed degenen die er mee bedreigd worden, juist tot onverzettelijkheid aanzetten, met het gevoel dat het ‘plichtsbesef’ gebiedt niet te wijken voor zo'n ‘chantage’. En ander feit lijkt mij van groter betekenis in dit verband: de autonomie, sinds 1958, van de aan Congo grenzende vroegere Franse koloniën, vooral van de republiek van Pater Fulbert Youlou. De Belgische politiek om Congo zoveel mogelijk af te sluiten voor ongewenste invloeden van buiten, een politiek die kon worden volgehouden zolang ook de omringende gebieden koloniaal bestuurd bleven, werd hiermee onmogelijk gemaakt. De isolatieband was op enkele fatale plaatsen gescheurd: tegenover Leopoldstad, op de andere oever van de rivier, lag nu de hoofdstad van een nieuwe staat, Brazzaville.
Er is veel kritiek geoefend op het Belgische streven om de Congolese activiteiten zoveel mogelijk te richten op materiële welvaart in plaats van op politieke mondigheid, maar in één opzicht heeft deze politiek misschien toch ook een voordeel betekend. Inderdaad heeft het moderne Congolese vrijheidsverlangen zich pas laat ingezet, later bijvoorbeeld dan in de naburige, minder welvarende Engelse en Franse gebieden, en het is niet ondenkbaar dat het deze adempauze is geweest die de Belgische beslissing heeft vergemakkelijkt. Het valt lichter, behalve blijkbaar voor Portugese dictators, om van zijn koloniën afstand te doen als iedereen dat al gedaan heeft dan wanneer gevraagd wordt één van de eersten te zijn. De Duitse bezetting, die ons gedurende de oorlogsjaren afsloot, ook van de snelle ontwikkelingen in die tijd in Azië, is er één van de voornaamste oorzaken van geweest waarom men hier volledig het hoofd kwijt raakte toen men achter de rook van Hiroshima plotseling voor het feit werd gesteld dat enkele Indonesische schrijvers, studenten en kunstenaars, Soekarno en Hatta hadden gedwongen tot het uitroepen van de Indonesische republiek.
Engeland, dat in de oorlogsjaren het contact met zijn koloniën behield, kreeg juist toen de gelegenheid om zich voor te bereiden op de onafwendbaarheid van India's onafhankelijkheid. Het had ook eerder dan een ander land te maken gehad met een goed georganiseerde, talrijke inheemse zelfstandigheidsbeweging, een beweging die bovendien zijn doel niet zocht te bereiken door middel van geweld en terreur, en die werd geleid door mensen van zulk uitzonderlijk formaat als Gandhi en Nehru.
Op de grote verdienste van Engeland van de eerste Europese mogendheid te zijn geweest die zijn ‘gekleurde’ koloniën losliet, wordt hiermee niet afgedongen, maar wij hoeven nog geen tranen van zelfbeklag in de ogen te krijgen als wij constateren dat wij de omstandigheden minder mee hebben gehad dan zij. Minder ook dan de Belgen die, in plaats van tot de eersten te moeten behoren, de tijd hebben gehad om te wennen aan de grote Europese ontdekking van deze eeuw, de ontdekking dat koloniën geen onbeperkt houdbare waar zijn.