van haar kant, op formele wijze gevoerd. Voor de rest zijn haar antecedenten voldoende om een échec waarschijnlijk te maken: dochter van een theologie-professor, (met als te voorspellen gevolg een zekere ‘steilheid’ in opvattingen) en gewezen presidente van het meisjescorps. Bovendien, alsof het niet op kan, noemt ze een van Anton te leen gekregen boek ‘weinig fraai.’ Er is plaats voor meerdere vrouwen in zijn leven, er is plaats voor haar, jawel, maar het moet ook een klein beetje mogelijk zijn. Zo gaat deze laatste kans voorbij. Hij kan nu Marie Klaassen trouw blijven, en, misschien op andere wijze, Ina Damman eveneens. Op grond hiervan zou men zich toch weer kunnen laten verleiden tot theorieën over twee-poligheid, zo niet hoger en lager, dan toch concreet en vluchtig, vliedend, ‘pneumatisch’. Maar ook dit zal wel niet helemaal waar zijn. Van het laatste doet hij tenminste op de helft van het boek op hardhandige wijze afstand.
De genoemde meercelligheid lijkt door te werken in Vestdijks taalgebruik. Beweringen worden afgewisseld door ontkenningen, onderbroken door beperkende tussenzinnetjes, voorwaardelijke bijzinnen, tegenbeweringen etc. Het aanhalen van een citaat ter staving van een of andere uitspraak heeft dan ook bepaald geen zin. Slechts deze formule misschien: ‘Dat is natuurlijk niet helemààl waar.’ En deze is nu juist niet van Anton afkomstig maar van zijn vriend Bob Neumann, die een belangrijke rol speelt in het laatste deel van het boek. Bob Neumann, de aarts-scepticus, musicus, schilder en schrijver die met een boek over de verveling bezig is, dat net zo vervelend dreigt te worden als de te behandelen stof. Tijdens een gesprek met hem wordt ten slotte het plan tot een autobiografie geboren. De lectuur van Proust gaat vooraf, maar anders dan bij deze laatste schijnt niet Bergson maar Freud de geestelijke leidsman te zullen worden. De psycho-analyse wordt genoemd, tenminste het spelen ermee, zoals ook met de astrologie gespeeld wordt. Een spel met behulp waarvan valt te rationaliseren. Een spel met de lezers mogelijk ook, die op deze wijze op een ‘spoor’ gebracht zouden kunnen worden, terwijl Vestdijk zelf achter de schermen master of the situation blijft. Een voorbeeld hiervan is de ‘vadermoord’ met een zeer sterk oedipaal luchtje (Surrogaten voor Murk Tuinstra) terwijl de vader in werkelijkheid nog lang en gelukkig leefde.
In vergelijking met de andere Anton Wachters vormt De laatste kans duidelijk het sluitstuk. Er worden definitieve beslissingen genomen, zaken afgehandeld. Het blijkt al uit de titel. De laatste kans op een huwelijk ging voorbij en daarmee de laatste kans op een emotionaliteit die zich in de werkelijkheid zoekt te ontplooien. Voortaan zullen de emoties gestalte krijgen in boekvorm. Anton aanvaardt zijn kunstenaarschap en legt zich neer bij zijn ‘dood’ die op 15-jarige leeftijd plaatsvond, hiermee weer eens trouw betuigend aan Ina Damman die in dit boek nog eenmaal liefde vermocht op te wekken door de figuur van Anna Heldering heen.