Vals spel van Fellini
N. Scheepmaker
Het zal de ware liefhebbers, die op drie of meer kranten geabonneerd zijn, wel eens zijn opgevallen hoe gelijkluidend de berichten uit Cannes, Berlijn of Venetië zijn, als daar een filmfestival wordt gehouden. Er loopt bijvoorbeeld een dikke man met een snor over de boulevard in Cannes. In de Volkskrant leest men dan de volgende ochtend: ‘Genietend van een koude kwast, liet ik de schuifelende menigte aan mij voorbijtrekken. Daarbij een Franse Nicolaas Kroese met de snor van Eli Asser.’ Een aardig beeld denkt men waarderend, en men ziet de man voor zich. 's Avonds, in Het Parool echter, leest men: ‘Het terrasje was overvol en ik prees mij gelukkig een juist vrijgekomen plaats te kunnen innemen. De mensen, velen uit Cannes, maar ook velen van elders, paradeerden aan mij voorbij en ik verlustigde mij aan welgeschapen meisjes, hoog ter been, en aan een transpirerende man die sterk aan Nicolaas Kroese deed denken, maar met de snor van Eli Asser.’ Als dan ook het Algemeen Handelsblad meent dat ene monsieur Nicolàs Kroese zich vermomd scheen te hebben met de snor van Eli Asser, om niet door de Nederlandse kolonie herkend te worden, dan weten we wel hoe laat het is: de hele troep zat natuurlijk weer samen op het terrasje, om geen Frans te hoeven spreken, en Jan Blokker heeft op een gegeven ogenblik gezegd: ‘Kijk, Nicolaas Kroese met de snor van Eli Asser’.
Zo komen ook de gelijkluidende opinies over de vertoonde films tot stand. Vorig jaar verfoeiden de Nederlandse critici ‘en bloc’ Les Cousins van Chabrol, en dit jaar moest La Dolce Vita het ontgelden. In het begin geloofde ik mijn critici natuurlijk onvoorwaardelijk. La Dolce Vita was mislukt, op een paar prachtige fragmenten na, nou ja! Kunst, op een tijdsduur van drieëneenhalf uur! Toen las ik echter, dat de bekroning van Fellini's film voornamelijk te danken was geweest aan de juryleden Georges Simenon en Henry Miller. Geen filmcritici van formaat, maar wel schrijvers van uitzonderlijk formaat, mensen ook, die het een en ander weten van het leven en de kunstwaarde van iets terdege moeten kunnen bepalen. En laten we eerlijk zijn: wie stonden daar tegenover? Onze Nederlandse filmcritici. En wat zijn in Nederland de filmcritici? Als men, terwille van een formule, de waarheid geweld aan zou willen doen, zou men kunnen zeggen: filmcritici zijn literatoren die nog niet aan de beurt zijn om letterkunderedacteur of toneelcriticus te worden. Voor velen gaat deze formule echter niet op. Jordaan en Bertina bijvoorbeeld, zijn pur sang filmcritici, en Jan Blokker mag dan als schrijver begonnen zijn, hij heeft zich inmiddels als onze beste en leesbaarste filmcriticus ontpopt. Toch valt het voor mensen die dat zouden willen, moeilijk te ontkennen, dat het gros van de filmcritici uit de literaire hoek stamt, en het aantal filmcritici dat, anders dan door veelvuldig te kijken, het filmmétier uit eigen ervaring als handwerk kent, is op de kootjes van één vinger te tellen. Geen literaire criticus, die niet ook zelf boeken of gedichten schrijft, maar hoeveel filmcritici maken zelf films of schrijven, zoals Blokker, scenario's? Door de bank genomen, was de vakkennis van onze filmcritici dus niet zo veel groter dan de afwezige vakkennis van de juryleden Simenon en Miller, maar daar
stond tegenover dat deze beide grote schrijvers hun Nederlandse tegenspelers zowel als kunstenaar als als literator in hun zak konden steken. Daar kwam nog bij dat onze filmcritici, - toen zij weer eenmaal thuis zaten en uit hun groepsverband waren gerukt, - bij het herzien van La Dolce Vita tegenstribbelend terugkrabbelden op hun vroegere mening. ‘Bij herzien ... achteraf ... desondanks ... dat toch ...’
Het merkwaardige is nu, dat ik na het zien