Studentenlitteratuur
J.J. Peereboom
Light Blue, Dark Blue is een bloemlezing uit het werk van studenten van Oxford en Cambridge in de laatste zes jaar. De vier redacteuren schrijven in hun inleiding dat de stemming aan die universiteiten sinds de oorlog veel minder parochiaal is dan tevoren, en inderdaad laten hun selecties zich voor een groot deel lezen als werk van jonge auteurs, die alleen blijkens de biografische notities aan het eind student waren toen zij het maakten. Velen van hen zijn, anders dan de typische studentenlitterator, van plan om door te gaan met schrijven, en sommige namen zijn al in ander verband bekend geworden, zoals die van de dichter Ted Hughes en die van Michael Frayn, die zich sinds een jaar het vel van de vingers werkt voor de Guardian.
Vergeleken met wat wij van een soortgelijke uitgave in Nederland zouden kunnen verwachten zijn de verhalen hier veel beter. In Putting on the Agony speelt Patrick Garland heel overtuigend voor fruitventer op een boulevard aan de zuidkust (tegen een negerin die aanmerking maakt op zijn appels zegt hij: ‘Je bent zelf rot, you black bastard’ en legt dan aan de lezer uit: ‘Zo moet je tegen die troep spreken. Ik heb geen vooroordeel, dat kan niemand zeggen. Ik geloof in goede verhoudingen tussen de rassen en zulke dingen. Het zijn alleen hun manieren, daar houd ik niet van; en op de boulevard, daar wens ik ze niet te zien’). Ik had ook veel plezier om Writer's Decline van David Moller, dat meer op een gewoon studenten verhaal lijkt en goed profijt trekt van het verkeerde Engels van de Midden- europese hoofdpersoon (‘Je wordt erg sentimenteel, zegt zijn vrouw, en hij antwoordt, doelend op haar en een oude maîtresse: ‘This is inevitable, as you and Angela grow different in sizes and more ugly, I cannot be prevented from thinking good thoughts. This is very sad’). Het beste van de verhalen is misschien dat van de Amerikaan Reynolds Price, A Chain of Love; het zou minder opvallen in een bloemlezing van een universiteit in de zuidelijke Verenigde Staten, maar daar toch ook nog een heel behoorlijke vertegenwoordiger van de gangbare verhaaltrant zijn.
De artikelen of essays, die alle over de problemen van onze tijd en onze levensopvatting gaan, zouden in een Nederlandse pendant wel verbeterd kunnen worden. Het beste is alweer van een Amerikaan, Jonathan Steinberg, die onder de titel The Korean Generation een aannemelijk schema voor een nieuw liberalisme opstelt (‘In de eerste plaats beweer ik dat het liberalisme voortaan de aanwezigheid van kwaad en beestachtigheid in ons allen moet erkennen’). Hij is de enige die niet bezwijkt onder het besef dat hij zijn generatie vertegenwoordigt (de meeste van deze artikelen werden geschreven ter beantwoording van een vragenlijst), en de enige wiens opvattingen niet klinken alsof zij berekend zijn op de instemming van commissies en vergaderingen. Een paar socialisten maken erg conventionele geluiden, en er is ook de omgekeerde rebel in de persoon van Hugh Brogan met zijn Confessions of a Narrow Young Man (‘Ik ben jong en arrogant en nog druk bezig met opgroeien’).
De gedichten kan ik niet vergelijken; er zijn een paar goede bij, en een aantal grappige. In zijn geheel is dit een bloemlezing die niemand bepaald zou vervelen, denk ik, en waarin sommige bijdragen wel prikkelend zullen kunnen werken op Nederlandse studentenlitteratoren.