den zonder nader toezien zijn hoge oordeel uitspreekt. Er zijn al veel teveel van die mensen; een nieuw leven dat hun aantal uitbreidt belooft niets goeds.
Iets moeilijker hebben wij het wanneer het argument overgaat op het geestelijk leven. Dan blijkt dat ook wij al zo'n leven leiden: het is ons niet alleen om goederenverwerving te doen, wij denken na over de dingen. Het is iets bijzonders, en de koude intellectueel kan zich enige ogenblikken koesteren in het licht van de gedachte dat hij deel uitmaakt van een geestelijke aristocratie. Dat lukt hem niet vaak: meestal voelt hij zich eerder een getolereerde verschoppeling, moeilijk en ongezellig. Hij wordt gestreeld door de gedachte aan een hiërarchie die hem een mooie plaats toekent, maar tenslotte niet overtuigd. Aan een worsteling om spiritual high life heeft hij geen behoefte, want het onderscheid tussen de geestelijke en de materialistische levenswijs lijkt hem vals. Het is al te makkelijk om een zelfde leven te leiden als tevoren maar nu met een beroep op hogere waarden, en het is op geen manier aannemelijk dat de problemen van het materiële leven opgelost kunnen worden door ze te ontkennen. Tenslotte blijft het verstandiger om ons niet met een hiërarchie te scheiden van de mensen die weinig over de dingen nadenken, zolang het ons tenminste om meer dan onze eigen status te doen is.
Het moeilijkste onderwerp om verstandig over te zijn is misschien dat van God zelf, maar daar heeft ook de zoeker naar hoger leven weinig over te zeggen. God is welkom als idee, om allerlei absolute kwaliteiten te vertegenwoordigen tegenover onze gebrekkigheid; hij is ook, voor hen die zo'n aanleg hebben, welkom als persoonlijke ondervinding, maar vervolgens blijft in de wereld alles een kwestie van interpretatie van de ideeën en de ondervindingen, en daarmee keren wij terug naar het begin van ons gesprek.
Men zou kunnen zeggen dat de agnostische intellectueel na een gesprek op dit niveau zijn gewaarwording van superieur
inzicht makkelijk behaald heeft, en dat hij waarschijnlijk weinig begrip getoond heeft voor de noden die zijn vriend dwongen tot een debuut in de theologische speculatie. Daar staat tegenover dat zo'n vage verwachting van redding met hulp van de godsdienst wijd genoeg verbreid is om een invloed te zijn, en dat het juist de vraag is of wij onze noden nuttig bestrijden met woorden te gebruiken die bij het geringste onderzoek hol blijken. Die vraag dringt zich ook telkens op wanneer weer eens een christelijke bevolkingsgroep zich bij monde van enkele woordvoerders gekwetst heeft verklaard in zijn overtuigingen. Het blijkt dan dat een onaantastbaarheid van woorden en formules in zoverre een beetje te verdedigen is, dat zij intelligente praters belet om domme bij iedere ontmoeting van hun standpunt te stoten en dus een zekere democratische bescherming verleent. Tegelijkertijd kan men niet nalaten op te merken dat deze vorm van democratie funeste gevolgen heeft wanneer de heilige formules algemeen aanvaard beginnen te worden als vertolkers van waarheden. Met het hele maatschappelijke spel van geloven en niet-geloven in de formules die de traditie protegeert wordt tenslotte bereikt, dat het verband tussen de ondervindingen en de woorden ervoor grotendeels verloren raakt.
Voor de toeschouwer die eerlijk benieuwd is naar betere vormen die zouden passen op de gegevens van de menselijke ondervinding is het openbare spel van een totale futiliteit. Het wordt bovendien bepaald ergerlijk als mensen van intelligentie en charme zichzelf gaan verwringen in een poging om de onaantastbare terminologie met hun begrip en instemming te kunnen steunen. Het antwoord op de noden van zijn vrienden en naasten heeft de toeschouwer ook niet, maar hij weet tenminste dat het nooit eenvoudig overgenomen kan worden uit de stichtelijke vocabulaire. Eerder lijkt het vermoeden gerechtvaardigd dat er geen antwoord bestaat, alleen een manier van leven waarin zowel onze ondervinding en onmacht als onze maatschappelijke verplichtingen verdisconteerd zijn. Op het pad naar de ontdekking daarvan stellen de woordvereerders alle barrières op die zij kunnen vinden. Het komt vaak door deze list dat de uitspraken van radeloze twijfel, die onze tijd geacht worden te karakteriseren, tekenen van aanstellerij lijken. De waarheden die vlak voor het grijpen liggen, in de vorm van oude woorden, zijn zo goed in hun aanzien gehandhaafd dat iedere wens om er voorbij te kijken bij voorbaat in diskrediet staat.
J.J.P.