naar die voorwaarden waaronder wij werken, voortplanten en oud worden. Die zoon dwars zitten als hij wil dansen, en proberen hem in een baan tussen de kaartsystemen te dwingen, lijkt mij zo goed als immoreel, maar M. vond het niet, en keek opnieuw naar de wand, een beetje vereenzaamd tussen de onuitsprekelijke waarden van salarisverhogingen, familieberichten en studieverzekeringen.
Jean Reverzy, onlangs jong gestorven, volgens de inleiding van Maurice Nadeau in overeenstemming met zijn intuïtieve verwachting, heeft ons onder de titel Le Silence de Cambridge de twee meest troosteloze verhalen nagelaten die ik ken. Dufourt, in La Vraie Vie, is stervende aan kanker: men moet zich geen zorgen maken, zegt Reverzy, want pas als men van de mensen afgezonderd is in zijn ziekte ontdekt men het ware leven, dat niet het eeuwige is maar precies dat kortstondige van het sterfbed. Waarom ook niet, want dan zijn inderdaad alle illusies overwonnen en teleurstellingen voortaan uitgesloten. Bij het lezen moest ik toegeven dat ik er ‘intuïtief’ iets in zag, maar niet genoeg om opgelucht adem te halen. De moeilijkheid was om mijzelf te overtuigen dat ik niet vooral uit bangelijkheid zijn ontdekking verwierp, en mij beriep op inderhaast tevoorschijn gehaalde gelegenheidswaarden; tegelijkertijd was het duidelijk dat Reverzy eigenlijk niet meedeed aan onze inspanning om het leven en de dood te verzoenen, bij gebrek aan liefde, affectie of plezier tegenover wat dan ook. Dat gebrek werd hem in ieder geval niet door mijn vooroordeel opgedrongen, want ik vond het breeduit bevestigd in de omringende teksten, van een jonge schrijver die hem goed gekend heeft en van Nadeau. Het gevolg ervan is dat men zijn werk tenslotte leest zonder instemming of medeleven. Het is fataal voor de sympathie als een ander nergens van blijkt te houden, zelfs niet van de regen of van zijn postzegelverzameling; maar het blijkt minder makkelijk om dat te constateren in het verhaal over Dufourt, waar de dood zich manifesteert in de vorm van symptomen, doktersbezoek en operatietafel, dan in het titelverhaal, waar alles netjes van een afstand beschreven wordt. De hoofdpersoon sterft daar niet aan ziekte maar aan misnoegen over de samenleving, wat vaak een hartverwarmende gemoedsstaat is - maar niet bij Reverzy, die niet eens een
ijzig ideaal heeft om de formules van zijn veroordeling leven te geven.
Afscheid nemen lijkt op den duur steeds makkelijker te worden, zelfs na een tamelijk lange en vertrouwelijke gedeelde ervaring. Het is een kwestie van een beetje wuiven als de trein wegrijdt, en dan welgemoed het station verlaten, met de gedachte dat het misschien niet vrolijk was, maar in ieder geval beter dan levenslang samen in een zelfde hoekje wonen. Zelfs de voorwerpen die thuis in kasten en op schoorsteenmantels aan de vertrokkene herinneren zien er zo rustig uit als tevoren, en wekken niet de verwachte emotie met behoefte aan tranen. Het evenwicht lijkt bereikt te zijn; nu de sentimentaliteit overwonnen is nadert misschien de tijd waarin het mogelijk zal zijn om sommige gevoelens ongecorrigeerd tot uitdrukking te brengen. Of zou deze triomf toch juist aan repressies te danken zijn? Gereprimeerd is er zeker, om geen vat te geven aan de altijd onbewogen buitenstaanders, temeer toen bleek dat hun verdriet toch ook mijn onbewogenheid niet noemenswaard kon verstoren. Het hart laat zich overal voor gebruiken; de vestiging van een zekere discipline moet voorlopig met reserve bekeken worden.
Intussen zijn de lasten van het afscheid onverhoeds in de nacht gekomen, in halve uren slapeloosheid: dan staat hij eenzaam op het netvlies afgebeeld, bedaard voor zich uit kijkend alsof hij niets bijzonders verwacht. Zij staat op een afstand die niet groot is, maar die zij toch niet hoeft te vergroten om altijd van mij verwijderd te blijven. Er is geen teken dat iemand de ander onrecht heeft aangedaan; er is niets anders uit op te maken dan dat het de tijd is die voortaan bij buien de gedaante van Y. zal blijven aannemen.